Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-71, 19 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-71

betreft: [klager]            datum: 19 september 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van 10 januari 2018, ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 1 december 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juni 2017, gehouden in p.i. Vught, is gehoord klagers raadsvrouw mr. M.W. Bouwman.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie. De zaak is aangehouden ter verkrijging van nadere informatie van de directeur. De door de directeur nagezonden informatie is naar klager en zijn raadsvrouw doorgestuurd en aan de beroepscommissie voorgelegd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het niet goed bevestigen van de fitnesstoestellen, waardoor klager letsel opliep (VU 2017/001644). De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager werd in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager was ten tijde van het omvallen van het fitnessapparaat aan het sporten op dat apparaat onder begeleiding van een fysiotherapeut. De fysiotherapeut gaf aan wat klager moest doen. Het apparaat viel om terwijl de fysiotherapeut er dus met zijn neus bovenop zat en klager instructies gaf. Het kan dan ook niet zo zijn dat klager verweten wordt dat het zijn eigen schuld is dat het apparaat omviel. Daarnaast geldt dat dergelijke apparaten bevestigd moeten zijn, voor het waarborgen van de veiligheid. Klager ontkent dat hij is gewaarschuwd en hem is uitgelegd hoe hij de apparaten moet gebruiken. Het wordt ook maar niet duidelijk gemaakt wanneer wat precies tegen klager gezegd zou zijn en wanneer dat gezegd werd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er zijn geen normen, die voorschrijven dat de toestellen vast moeten staan. Klager is de bewuste dag gewaarschuwd dat hij de toestellen op de juiste wijze moet gebruiken. Daaraan gaf klager geen gehoor. Aan klager werd voldoende medische zorg geboden. Klager werd verteld dat en hoe hij de apparatuur op de juiste wijze dient te gebruiken. De sportinstructeur was niet meer aanwezig bij het fitnessmoment. Klager was wel aan het sporten onder begeleiding van een fysiotherapeut. De fysiotherapeut gaf aan dat de klager een oefening uitvoerde die de fysiotherapeut hem niet had opgedragen en deze had niets te maken met zijn klachten. Bovendien voerde hij de oefening verkeerd uit. Op het moment dat de fysiotherapeut dit aan klager wilde vertellen, was het incident al gebeurd. Er bestaat geen norm voor het al dan niet vastzetten van fitnessapparatuur. In dertig jaar tijd vond een dergelijke situatie ook niet eerder plaats. De leverancier dan wel producent brachten geen bevestigingsmiddelen aan op de apparatuur. Ook bevinden zich geen bevestigingspunten aan de apparaten.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie merkt op dat de directeur een algemene zorgplicht heeft. Onderdeel daarvan is het waarborgen van de veiligheid binnen de inrichting en van de medewerkers en de gedetineerden. Dit betekent dat de directeur onder meer de zorgplicht heeft dat gedetineerden veilig kunnen sporten.

Klager stelt dat het omvallen van het fitnessapparaat niet zijn schuld was. Hij hield zich, naar zijn zeggen, aan de opgedragen oefeningen. Daarnaast had het apparaat bevestigd moeten worden aan de muur.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur de lezing van klager onderbouwd tegenspreekt. Klager kreeg een instructie van de sportinstructeur. De fysiotherapeut die hem begeleidde droeg aan klager bepaalde oefeningen op. Hier week klager zelf van af. Verder bleek dat deze apparaten niet vastgemaakt konden worden. Er bevinden zich namelijk geen bevestigingspunten aan het apparaat. De leverancier bevestigde de apparaten zelf ook niet. De beroepscommissie maakt hieruit op dat er kennelijk geen voorschriften zijn voor het verankeren van het apparaat.

Gelet op voorgaande zal de beroepscommissie het beroep dan ook ongegrond verklaren. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. R.S.T. Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 19 september 2018

 

 

 

                       

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven