Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-550, 5 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-550

Betreft:            […]      datum: 5 juli 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.F. Hoogervorst, namens

[…], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 april 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 24 augustus 2017 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Gesteld noch gebleken is dat moet worden gevreesd voor ontvluchting. Het lijkt erop dat de afwijzing is gegrond op de vrees voor herhaling. Hoewel de aard van het delict een rol kan spelen bij detentiefasering, kan die dit niet per definitie blokkeren. Aan klager is een lange voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Hij is zich bewust van de consequenties indien hij zou recidiveren. Klagers gedrag in de inrichting is goed. De selectiefunctionaris stelt dat sprake is van dertig aangiftes. Deze informatie is verouderd. Dit betreft (mogelijk) de aangiftes die hebben geleid tot klagers huidige gevangenisstraf. Bij de politie is navraag gedaan, waaruit is gebleken dat er momenteel geen aangiftes lopen. Dat dit pas na de bestreden beslissing blijkt, betekent nog niet dat de selectiefunctionaris van een gedateerd reclasseringsrapport uit heeft mogen gaan.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klagers recidiverisico wordt door de reclassering op 10 oktober 2017 als hoog ingeschat op basis van klagers justitiële documentatie en lopende aangiftes. De omstandigheid dat thans geen aangiftes meer lopen, maakt dit niet anders. De reclassering acht het van belang dat klager begeleid wordt en behandeling volgt. Aan klager is inmiddels algemeen verlof verleend.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      Bij het bepalen of sprake is van een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico, is onder meer het ingeschatte recidiverisico van de gedetineerde van belang. Bij klager wordt dit op 10 oktober 2017 door de reclassering als hoog ingeschat op basis van zijn justitiële documentatie en dertig tegen hem ingediende aangiftes van soortgelijke delicten.

4.3.      Ten aanzien van de lopende aangiftes heeft klagers raadsvrouw aangevoerd dat hiervan geen sprake (meer) is. Dit heeft zij concreet onderbouwd en dit wordt ook niet betwist. Uit het dossier blijkt slechts dat op 10 oktober 2017 sprake was van lopende aangiftes, niet dat dit thans nog het geval is en evenmin dat dit ten tijde van de bestreden beslissing het geval was. Dit neemt evenwel niet weg dat de reclassering behandeling bij (bijvoorbeeld) De Waag adviseerde ter beperking van het recidiverisico. Niet valt in te zien dat het wegvallen van de aangiftes het advies in die zin zou veranderen dat behandeling niet meer aangewezen is.

4.4.      Deze behandeling wordt echter slechts in het reclasseringsadvies besproken en geciteerd in het trajectplan. Uit niets blijkt of en wanneer deze behandeling wordt opgestart, dat deze zelfs al is aangevangen, of dat klager hieraan niet zou willen meewerken. Daardoor is onduidelijk of en waarom klager (nog) niet behandeld is. Zonder nadere informatie hieromtrent kan het (op basis van klagers justitiële documentatie) als hoog ingeschatte recidiverisico de bestreden beslissing niet dragen. De bestreden beslissing is dus onvoldoende gemotiveerd, zodat het beroep gegrond dient te worden verklaard en de bestreden beslissing moet worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,

voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 5 juli 2018.

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven