Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-468, 6 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-468

betreft: [klager]            datum: 6 augustus 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle,gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2018 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juli 2018, gehouden in de p.i. Achterhoek, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. D.J. Troost kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. M.C. Levy, en namens de directeur van de p.i. Zwolle de heer […], juridisch medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet mogen bellen na de oplegging van een disciplinaire straf op 19 januari 2018.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

Namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager heeft zijn klacht tijdens de beklagzitting anders verwoord, namelijk dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn advocaat te bellen om een schorsingsverzoek in te dienen. In zijn klaagschrift staat dat klager niet mag bellen met zijn familie. De mogelijkheid om te bellen is er wel kort geweest. Klager verbleef in het PPC in een individueel regime. De directeur gaat er niet van uit dat een advocatenkantoor precies om 17.00 uur dicht is.

Klager is op 19 januari 2018 om 12.30 uur vervoerd naar het ziekenhuis. Tussen 9.00 uur en 12.30 uur was er kennelijk geen gelegenheid om te bellen, anders was die gelegenheid geboden. Klager had het schorsingsverzoek ook bij het personeel kunnen indienen, klager kent de Pbw. Hij heeft vijf minuten voor einde van het programma niet geprobeerd om te bellen.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

In het klaagschrift staat ‘familie enz.’ Klager rekent daar ook de advocaat onder. Klager had op dat moment een individueel programma en kwam ’s avonds niet meer uit zijn cel. Klager had in de ochtend om 9.00 uur al gevraagd te kunnen bellen en aan het begin van de middag, klager weet het precieze tijdstip niet meer, nog een keer. Hij mocht uiteindelijk vijf minuten voor 17.00 uur bellen. Dat had geen zin meer. Het kost al tijd om van zijn cel naar de telefoon te lopen. Bij dit advocatenkantoor zijn de meeste advocaten om 17.00 uur al weg. Een schorsingsverzoek moet tijdig ingediend worden. Als klager al een voicemail had kunnen inspreken, wordt dit pas de volgende ochtend gehoord. Daarom heeft klager op dat moment niet meer geprobeerd te bellen. Klager was er niet van op de hoogte dat hij schorsing ook zelf schriftelijk kan vragen bij de directeur. Los daarvan heeft klager het recht tijdens een sanctie te kunnen bellen.

De raadsvrouw heeft hier nog het volgende aan toegevoegd. Het klaagschrift is duidelijk en de aanvulling die ter beklagzitting is gedaan valt binnen het bereik daarvan. Het is niet duidelijk waarom klager niet kon bellen. Er zit veel tijd tussen 9.00 uur en 13.00 uur.

De eerste ordemaatregel liep op 19 januari 2018 om 17.00 uur af. Bellen had toen geen zin meer. Alle beklagzaken, ook betreffende de maatregel en de disciplinaire straf, zijn door de beklagcommissie behandeld en gegrond verklaard. De directeur is alleen wat betreft het bellen in beroep gegaan. Het advocatenkantoor heeft geen voicemail en het kantoor sluit als de laatste klaar is. Dat is niet persé om 17.00 uur.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde in principe het recht ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting.

In het vierde lid is bepaald dat de gedetineerde in staat wordt gesteld met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaan.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet aannemelijk geworden dat klager duidelijk heeft aangegeven dat hij telefonisch contact wilde met zijn advocaat, een geprivilegieerd persoon als bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Pbw, om een schorsingsverzoek in te dienen. Wel staat vast dat klager aan het einde van de middag op 19 januari 2018 de gelegenheid heeft gehad te bellen, maar dat hij van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Gelet hierop zal het beroep van de directeur gegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 6 augustus 2018

             

            secretaris         voorzitter

Naar boven