Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-78, 18 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-78

betreft: [Klager]           datum: 18 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i) Almere, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de eerdergenoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft:

a.         het feit dat aan klager geen duidelijkheid is gegeven of het strafbaar is om medicatie op te sparen (AB-2017-600);

b.         het feit dat de directeur zijn belofte niet is nagekomen, inhoudende dat de politie zou worden gewaarschuwd zodat klager aangifte kon doen van een incident op de werkzaal (AB-2017-601).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a. en b., op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Ten aanzien van het beklag met nummer AB-2017-600 heeft klager het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht. De directeur heeft klager niet medegedeeld bij binnenkomst over de rechten en plichten die hij heeft binnen de p.i. Voor klager was het onduidelijk of hij zijn medicatie mocht opsparen.

 

Ten aanzien van het beklag met nummer AB-2017-601 heeft klager het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – kort en zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht. Na een incident op de werkzaal, waarbij klager lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft hij de directeur meteen gevraagd of de politie zou kunnen komen. Dit is niet gebeurd, terwijl de directeur hier wel zorg voor moest dragen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Het beklag onder a. met nummer AB-2017-600

Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt een gedetineerde in zijn

beklag ontvangen als hij uiterlijk op de zevende dag na die waarop hij kennis heeft gekregen van de beslissing van de directeur een klaagschrift heeft ingediend. De beroepscommissie stelt vast op basis van het beroepschrift dat klager klaagt over het niet inlichten van klager over zijn rechten en plichten bij binnenkomst op 6 augustus 2017 in de p.i. Lelystad. Het klaagschrift dateert van 3 december 2017. Klager heeft aldus zijn klacht ingediend ruim nadat de zevendagentermijn is verstreken. Klagers beroep zal ten aanzien van dit onderdeel dan ook ongegrond worden verklaard.

Het beklag onder b. met nummer AB-2017-601

Klager heeft zowel in zijn klaagschrift als in zijn beroepschrift onvoldoende inzichtelijk gemaakt op welke datum het vermeende incident heeft plaatsgevonden. De beroepscommissie kan gelet op het voorgaande niet afdoende controleren of het beklag binnen de zevendagentermijn is ingediend. Klagers beroep zal derhalve ook ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond  en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met verbetering van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 18 juli 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven