Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1446/GA, 1 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:01-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1446/GA

betreft: [klager] datum: 1 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 9 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 20 juni 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 10,92 vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag de schending van het recht op een dagprogramma van 78 uur, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager kan zich niet vinden in de hoogte van de tegemoetkoming nu de beklagrechter de tegemoetkoming berekent vanaf het moment van indienen van het beklag terwijl klager er hinder en ongemak van ondervindt vanaf de datum vanplaatsing in de inrichting.
De berekening van de tegemoetkoming is op basis van de vergoeding die men voor arbeid ontvangt. Dit is ook onredelijk omdat deze ‘geleden’ uren gelijk staan aan een oplegde maatregel die men bij overtreding van de huisregels krijgt.Voorts is de reactie van de directeur die is gedateerd 19 mei 2003 klager niet eerder onder ogen gekomen. Klager heeft in deze zaak slechts de uitspraak van de beklagcommissie ontvangen en tussentijds niets vernomen.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De beklagrechter heeft terecht vanaf de datum van indienen van het beklag de tegemoetkoming berekend tot de dag waarop het dagprogramma in overeenstemming met de regelgeving isgebracht. Dit komt overeen met de gangbare jurisprudentie. Naar mening van de directeur dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn,
kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld
voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Als maatstaf daarvoor kunnen dienen
het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten. Genoemd ongemak bestond voor
klager uit het feit dat hem een dagprogramma van 74 uur in plaats van 78 uur is geboden.
Gelet op artikel 61, vijfde lid, Pbw bepaalt de beroepscommissie de aanvangs-
datum voor de berekening van de onderhavige schending op 22 april 2003 (week 17), nu
het beklag door klager is ingediend op 29 april 2003. Vaststaat dat de onderhavige schen-
ding voor klager heeft geduurd tot en met 18 mei 2003 (week 20). Voor de bepaling van de
hoogte van de tegemoetkoming terzake van schendingen als onderhavige is niet het exacte
aantal uren waarmee de wettelijke minimumeis is geschonden van overwegend belang.
Maatgevend is in het bijzonder de duur van de periode waarin klagers recht werd
geschonden. In de onderhavige zaak staat vast dat klagers recht op een dagprogramma van
tenminste 78 uren per week gedurende ongeveer vier weken is geschonden. Gelet daarop
acht de beroepscommissie de door de beklagrechter vastgestelde tegemoetkoming niet
juist. Het beroep is derhalve gegrond en de beroepscommissie zal aan klager terzake van
die eerder genoemde schending een tegemoetkoming toekennen van € 20,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

03/1446/GA

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven