Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1033/GA, 10 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1033/GA

betreft: [klager] datum: 10 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. vander Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 6 maart 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden, locatie Zuid te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 augustus 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom.

De directeur van de p.i. Haaglanden, locatie Zuid is, hoewel daartoe opgeroepen, zonder nader bericht niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. De oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel vanwege het een positieve urinecontrole, ingaande op 6 december 2002 eindigend 11 december 2002.
b. De oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel vanwege verbale agressie en het schoppen tegen een openstaande celdeur, ingaande op 13 december 2002 eindigend 18 december 2002.
c. De maatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor maximaal veertien dagen ingaande 18 december 2002 en eindigend 1 januari 2003 in afwachting van overplaatsing.
d. De beslissing tot externe tenuitvoerlegging van de maatregel vermeld onder c. op de landelijke afzonderingsafdeling van de p.i. Rijnmond, locatie De Schie te Rotterdam ingaande op 19 december 2002 en eindigend op 1 januari 2003.

e. De verlenging van de afzonderingsmaatregel ingaande op 1 januari 2003 en eindigend op 15 januari 2003.
f. De verlenging van de afzonderingsmaatregel ingaande op 15 januari 2003 en eindigend op 29 januari 2003.
g. De verlenging van de afzonderingsmaatregel ingaande op 29 januari 2003 en eindigend op 12 februari 2003.
h. Het beschadigen en defect raken van klagers goudkleurige horloge bij uitvoer.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 13 december 2002 heeft klager een schop gegeven tegen een celdeur en is hem een disciplinaire straf van vijf dagen strafcel opgelegd. Dit is op zich een gepaste reactie. In het verlengde hiervan is klager echter daarna eenmaatregel opgelegd, waarbij is bepaald dat de tenuitvoerlegging op de landelijke afzonderingsafdeling zou geschieden. Als voornaamste reden wordt genoemd dat de orde, rust en veiligheid niet te garanderen zijn op de bijzondere zorgafdeling. De plaatsing op de landelijke afzonderingsafdeling is vervolgens om diezelfde reden tot viermaal toe verlengd. Uiteindelijk heeft klager vanaf 18 december 2002 tot en met 17 februari 2003 op de landelijkeafzonderingsafdeling doorgebracht omdat hij alleen maar een trap tegen een deur heeft gegeven. De beslissing is onbillijk en buitenproportioneel. De orde en de rust en veiligheid zijn op het moment zelf verstoord maar dit kan eendergelijke lange plaatsing op de landelijke afzonderingsafdeling nimmer rechtvaardigen. Klager is nog nooit op zijn gedrag aangesproken. Afgezien van een positieve urinecontrole zijn er nog nooit rapporten over het gedrag van klageropgemaakt. De beslissing, zoals die door de directeur is genomen, kan als zeer lichtzinnig worden beschouwd. Op basis van artikel 25 Pbw dient de directeur te beslissen of de tenuitvoerlegging van de afzondering in een andereinrichting dient te worden ondergaan. Daarnaast is het ook de directeur die over de verlenging van de afzondering beslist. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de directeur hiernaar gevraagd echter gezegd dat de feitelijkebeslissing in de praktijk door de selectiefunctionaris is genomen. Deze zinsnede ontbreekt in de overwegingen van de beklagcommissie. Uit de schriftelijke reactie van de directeur blijkt tevens dat de bestreden beslissingen totplaatsing op de landelijke afzonderingsafdeling en de verlengingen daarvan door de selectiefunctionaris zijn genomen. Dit is in strijd met artikel 25, derde lid, van de Pbw. De enige reden waarom de afzondering van klager telkens isverlengd is dat men kennelijk bezig was met het vinden van een nieuwe plaats voor klager. Op basis van artikel 23, eerste lid, juncto artikel 24. eerste lid, van de Pbw kan het in afwachting zijn van een nieuwe plaats nooit en tenimmer een reden zijn om een gedetineerde in afzondering te plaatsen dan wel te houden. De bestreden beslissingen dienen als onrechtmatig te worden beschouwd. Na twee maanden afzondering is klager gewoon teruggeplaatst naarScheveningen. Voorts heeft klager de beslissing van 13 december 2002 nooit ontvangen. Door de directeur wordt gesteld dat klager niet heeft willen tekenen. Dat klager op de hoogte was van de opgelegde straf is onvoldoende om daaruitaf te kunnen leiden dat de directeur heeft voldaan de verplichting als verwoord in artikel 58, eerste lid, van de Pbw.
Klager heeft desgevraagd ter zitting van de beroepscommissie erkend dat de handtekening op de beschikking van 13 december 2002 zijn handtekening is. Klager stelt dat hij de beschikking van 6 december 2002, waarop vermeld staat dathij niet voor ontvangst wenste te tekenen, nimmer heeft ontvangen. De beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf vermeld onder a. is materieel wel juist maar formeel is het niet goed gegaan.
Bij plaatsing op de strafcel op 6 december 2002 is klagers horloge ingenomen. Toen hij van de strafcel af werd geplaatst, heeft hij het horloge niet terug ontvangen. Pas bij het verlaten van de inrichting is het horloge afgegeven.

De unit-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Voor wat betreft de onderdelen a., b. en c. overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Hetgeen door ennamens klager is opgemerkt met betrekking tot de niet uitreiking/ondertekening van de beslissingen vermeld onder a. en b. is feitelijk niet juist.
Voor wat betreft onderdeel d. oordeelt de beroepscommissie dat er onvoldoende gronden zijn die een ingrijpende beslissing als externe tenuitvoerlegging van de ordemaatregel rechtvaardigen. Niet is gebleken dat klager, die enkel eenschop tegen een celdeur had gegeven en daarvoor disciplinair gestraft en vervolgens de ordemaatregel afzondering in een afzonderingscel was opgelegd, een zodanig gedrag vertoonde dat de tenuitvoerlegging in de inrichting of op deafdeling op ernstige bezwaren zou stuiten. In ieder geval zijn er door de directeur geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die een dergelijke conclusie rechtvaardigen. Nu de beroepscommissie de onder d. vermeldebeslissing zal vernietigen, ontneemt dit ook de grond aan de beslissingen tot verlenging van de maatregel vermeld onder e., f. en g.. Nu het beroep en beklag inzake de onderdelen d. tot en met g. reeds om inhoudelijke redenengegrond wordt verklaard, kunnen de overige meer formele verweren buiten bespreking blijven.
Met betrekking tot onderdeel h. overweegt de beroepscommissie dat door klager is gesteld dat bij plaatsing in afzondering op 6 december 2002 zijn horloge is ingenomen en dat klagers familie dit horloge na klagers vertrek uit deinrichting op 3 januari 2003 beschadigd heeft ontvangen terwijl het niet beschadigd was en goed werkte bij inname op 6 december 2002. Door de directeur wordt verondersteld dat klager met het horloge om een trap tegen de celdeurheeft gegeven op 13 december 2003, terwijl klager heeft verklaard dat op die datum zijn horloge nog niet terug had ontvangen. De beroepscommissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat klager verantwoordelijk is voor debeschadiging van zijn horloge, welke beschadiging overigens ook niet wordt betwist door de directeur.
Het beroep zal dan ook wat de onderdelen d., e., f., g. en h. betreft gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal aan klager een tegemoetkoming worden toegekendvan € 580,=.

4. De uitspraak
Met betrekking tot onderdeel a., b. en c. verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Met betrekking tot de onderdelen d., e., f., g. en h. verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 580,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven