Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1015/GB, 18 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/1015/GB

Betreft: [klager] datum: 18 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.P.J.C.Heuvelmans, namens

[...], geboren op [1970], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 april 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting en aansluitend deelname aan een penitentiair programma ongegrondverklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 8 juni 1998 gedetineerd. Hij verblijft sedert 3 mei 2002 in de gevangenis De Geerhorst te Sittard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 26 februari 2002. Aansluitend dient hij een straf van vier jaar te ondergaan. De wettelijkvroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 oktober 2004.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zal officieel worden uitgezet naar België, maar op het moment dat hij daar aankomt staat het hem vrij weer naar Nederland te gaan. Klager heeft de Belgische nationaliteit en is binnen de EU vrij om te gaan en te staan waarhij wil. Van een illegaal verblijf in Nederland kan niet gesproken worden. Deze stelling wordt bevestigd door de vreemdelingendienst van de politie regio Limburg-Noord. Door de selectiefunctionaris wordt gesteld dat klager volgensde vreemdelingendienst Arnhem na zijn detentie Nederland wordt uitgezet. Deze vreemdelingendienst is klager onbekend. Bij het beroepschrift wordt een uitspraak van de Hoge Raad gevoegd (d.d. 16 januari 1987, NJ 1987/405) waarinwordt gesteld dat de overplaatsing naar een halfopen inrichting niet slechts is weggelegd voor Nederlandse gedetineerden, doch voor iedere gedetineerde teneinde een verantwoorde voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij tebewerkstelligen. In de toelichting op artikel 4 van de Pbw in tekst en commentaar Cleiren/Nijboer wordt eenzelfde zienswijze gegeven. In voornoemde uitspraak is sprake van een buitenlands persoon die inmiddels ongewenst wasverklaard. Klager betwist dat er ten aanzien van hem een voorstel tot ongewenstverklaring ligt. Klager verblijft al vijf jaar in detentie en heeft zich altijd goed gedragen. De reclasseringsmedewerkster binnen de inrichting heefteen rapport over hem opgemaakt, hij heeft een baan gevonden en huisvesting geregeld in de regio.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De beslissing is gebaseerd op informatie van de vreemdelingendienst dat betrokkene illegaal in Nederland verblijft. Hij zal daadwerkelijk worden uitgezet naar België en komt volgens de wet daarom niet in aanmerking voor plaatsing ineen beperkt beveiligde inrichting. Bij wet is eveneens bepaald dat iemand die deelneemt aan een penitentiair programma inkomsten uit arbeid of een uitkering op grond van de Algemene bijstandswet moet hebben. Gezien het feit dat eenillegaal in Nederland verblijvend persoon geen uitkering kan aanvragen of legaal kan werken, is deelname aan een penitentiair programma uitgesloten. Gezien zijn criminele antecedenten ligt er ten aanzien van klager bij hetMinisterie van Justitie een voorstel om hem ingevolge artikel 67 van de Vreemdelingenwet ongewenst te verklaren. Dit houdt in dat het klager niet meer is toegestaan om nog in Nederland te verblijven en dat hij, indien hij zich inNederland begeeft, kan worden aangehouden op grond van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Regeling van 15 augustus 2000, nr. 5042803/00/DJI) kunnen in afwijking van lid 1 tevens voor plaatsing in een zeerbeperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is.
Op grond van artikel 2, tweede lid aanhef en onder a., van voornoemde Regeling komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling niet in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na dedetentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd. In de toelichting op dit artikel staat dat de toekenning van regimair verlof zich immers niet zou verdragen met het feit dat betrokkene na zijn detentie niet langer in Nederland magverblijven.
Artikel 6, aanhef en onder c., van de Penitentiaire maatregel bepaalt dat voor deelname aan een penitentiair programma niet in aanmerking komen gedetineerden van wie vaststaat dat zij na de detentie zullen worden uitgezet ofuitgeleverd. In de nota van toelichting op dit artikel staat dat deze wijze van tenuitvoerlegging immers in strijd zou zijn met het feit dat zij Nederland dienen te verlaten.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt. Zij overweegt hierbij dat, blijkens informatie van de politie unit vreemdelingenzaken locatie Arnhem, vaststaat dat klager, die de Belgische nationaliteit heeft, na zijn detentie zal worden uitgezet. Hij komt hierdoor,gelet op de toelichting op de in voornoemde Regeling en de Penitentiaire maatregel geformuleerde voorwaarden, die zien op een verblijf van betrokkene in Nederland, niet in aanmerking voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligdeinrichting en aansluitend deelname aan een penitentiair programma. Van een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden penitentiair programma is geen sprake. De beroepscommissie merkt hierbij op dat uit het adviesrapport van dereclassering niet blijkt dat de reclassering of de werkgever waar klager in het kader van een penitentiair programma werkzaamheden zou kunnen verrichten, zich hebben vergewist van het feit of klager over een geldige verblijfstitelvoor Nederland beschikt. Bovendien merkt de advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem in zijn advies van 23 maart 2003 op het verzoek om overplaatsing van klager op, dat het gevaar voor onttrekking reëel wordt geacht. De dooren namens klager bijgevoegde uitspraak van de Hoge Raad kan, gelet op het vorenoverwogene, niet tot een ander oordeel leiden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 18 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven