Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3392/GM, 21 februari 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:17/3392/GM

betreft:[klaagster]datum: 21 februari 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Peel te Evertsoord,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 oktober 2017 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op 10 januari 2018 zijn in de p.i. Ter Peel gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. C.E. Hok-A-Hin, […], inrichtingstandarts en […], hoofd zorg, beiden verbonden aan de p.i. Ter Peel, door dr. H.J.P. Kroeze, tandartslid van de beroepscommissie, bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Van dit horen is verslag opgemaakt. Klaagster, haar raadsvrouw, de inrichtingstandarts en het hoofd zorg zijn in de gelegenheid gesteld om vóór 23 januari 2018 schriftelijk op het verslag te reageren.

Klaagster, de inrichtingstandarts en klaagsters raadsvrouw hebben op respectievelijk 11 januari 2018, 17 januari 2018 en 22 januari 2018 schriftelijk gereageerd op het verslag.

Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2018 gehouden in de p.i. Vught.

Als toehoorder was ter zitting aanwezig mr. A.G. Dekker, secretaris bij de afdeling rechtspraak van de Raad.

Het tandsartslid dr. H.J.P. Kroeze was verhinderd om ter zitting te verschijnen en zal op grond van zijn bevindingen van 10 januari 2018 en op grond van de stukken het beroep mede schriftelijk beoordelen.

Klaagster, haar raadsvrouw, het hoofd zorg en de inrichtingstandarts hebben van te voren aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1. De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 26 december 2017, betreft het niet bieden van adequate tandheelkundige zorg.

 

2. De standpunten van klaagster en de tandarts

Door en namens klaagster is het volgende aangevoerd.

Afgelopen jaar zijn haar tanden stuk voor stuk getrokken, kreeg ze een gedeeltelijke prothese die los blijft zitten en is ongeveer twee maanden geleden nog een tand getrokken door de inrichtingstandarts. Zij kreeg geen antibiotica voor de ontstekingen die na het trekken ontstonden. De wonden waren open. Dit heeft maanden geduurd. Haar is door de tandarts gezegd om niet te poetsen. Ze heeft na het trekken nog steeds kleine stukjes van de kies in haar mond en heeft veel pijn. Voordat haar tanden getrokken werden had zij een brug. Ongeveer vijftien jaar geleden heeft zij bij een ongeval een tand verloren waarna zij een brug nodig had. De brug is gemaakt in Polen. Toen die brug kapot ging heeft zij om een nieuwe brug aan de inrichtingstandarts gevraagd en aangeboden om die brug zelf te betalen. Zij is echter niet opgeroepen door de tandarts en heeft drie tot vier maanden moeten wachten. Toen zij aangaf dat ze de tandarts wilde spreken is haar gezegd dat ze maar een goede advocaat moest zoeken. Zij heeft nog steeds heel veel pijn.

Zij heeft haar gebit altijd goed laten onderzoeken en ging als ze in Polen was altijd naar de tandarts. Twee à drie jaar geleden had zij een andere inrichtingstandarts die alleen vullingen aanbracht. Tien keer is dezelfde tand gemaakt en die tand is vervolgens kapot gegaan en getrokken. Met het plaatje kan zij niet normaal praten en wordt zij uitgelachen. Ze zou implantaten willen. Zij schaamt zich voor haar gebit.

Vraag is hoe de gebitssituatie is ontstaan. Het begon bij het trekken van de kiezen en de tanden waarna infecties zijn ontstaan. Volgens de inrichtingstandarts zou er sprake zijn van een slechte gebitshygiëne en volgens klaagster is haar het advies gegeven om haar tanden niet te poetsen. De verhalen lopen uiteen. Nu is een situatie ontstaan waarin klaagster bijna geen eigen tanden en kiezen meer heeft. Klaagster heeft niet de juiste zorg gekregen. De vraag is hoe het nu verder moet. Van belang is dat zij geen pijn meer heeft en dat er een oplossing wordt gevonden. Het is aan de medische dienst om een plan van aanpak te maken. Dit is de zorgplicht van de medische dienst en de inrichtingstandarts. In het verleden is het bij tandartsbezoek wel gelukt om tanden en kiezen te behouden. Klaagster is nog maar 33 jaar oud en wil haar tanden behouden.

Zij is bang van de inrichtingstandarts. Een geheel kunstgebit is voor haar geen optie.

Zij heeft nog steeds veel pijn vooral bij het eten. Zij is niet opgeroepen door de tandarts en de wonden van het trekken zijn niet schoongemaakt. Zij benadrukt dat er kleine stukjes kies in haar mond zijn achtergebleven na het trekken en dat dit blijkt uit een foto. Zij is bereid om aangeboden hulp te aanvaarden.

Betwist wordt dat klaagster na een oproeping niet naar de tandartsbus is gekomen. Zij heeft meermalen bij de medische dienst aangegeven dat zij veel pijn had en heeft verzocht om door te tandarts te worden opgeroepen. Zij heeft echter geen oproeping ontvangen.

Door en namens de inrichtingstandarts is het volgende standpunt ingenomen.

Patiënten met pijnklachten melden zich bij de medische dienst en worden naar urgentie op een lijst gezet die de inrichtingstandarts ontvangt. Eén keer per week komt een tandartsbus naar de inrichting. Patiënten met pijnklachten worden dan altijd als eerste opgeroepen, gezien en behandeld. De inrichtingstandarts heeft nooit gezegd dat klaagster niet moest poetsen. Evenmin is gezegd dat zij maar een goede advocaat moest zoeken. De behandelingen vinden plaats in de tandartsbus en daar zijn altijd personeelsleden bij aanwezig. Zij hebben de inrichtingstandarts dit niet horen zeggen. De pijn die klaagster nu nog ondervindt is waarschijnlijk drukpijn van het plaatje. Het plaatje is eenmaal gerebased maar klaagster blijft klachten houden. Zij is tweemaal opgeroepen maar helaas niet verschenen op het spreekuur zodat geen behandeling kon plaatsvinden. Klaagster heeft gezegd dat zij niet mocht komen van haar advocaat en dat zij geen pijn had. Als zij nog steeds pijnklachten ondervindt kan het plaatje nogmaals gerebased worden of een laagje aan het plaatje worden toegevoegd. Eventueel kan ook een element aan het plaatje worden toegevoegd. Klaagster is verschillende malen het belang van een goed tandhygiëne uitgelegd. Het is van belang dat gekeken wordt wat aan klaagsters pijnklachten kan worden gedaan. Klaagsters kaak is goed genezen na het trekken. Er is een controlefoto gemaakt en daaruit blijkt dat er geen stukjes kies/wortel meer aanwezig zijn in de kaak na het trekken. Waarschijnlijk voelt klaagster het tandvlees. Na het trekken van een kies of een tand ontstaat een wond waarna het lichaam reageert met een ontsteking om de wond te genezen. Bij klaagster is na het trekken de wond gespoeld, gehecht en instructie gegeven over wondgenezing. Verder is aan klaagster uitgelegd dat indien er drukplekken ontstaan, zij zich dient te melden bij de medische dienst. 

Op 10 januari 2018 is tijdens het horen van klaagster aangegeven dat de tandartsbus diezelfde dag op het terrein van de p.i. stond en dat de inrichtingstandarts ‘s middags iets aan de drukpijn van het plaatje kon doen maar dat klaagster die hulp dan wel moest aanvaarden.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat uit het onderzoek en de stukken, met name klaagsters tandartskaart en röntgenfoto’s, volgt dat klaagster hoewel zij relatief jong is vanaf haar jeugd veel behandelingen, waaronder een zenuwbehandeling, heeft ondergaan, grote vullingen heeft, veel tanden en kiezen mist en dat haar gebitssituatie slecht is. Voorts is sprake van aanzienlijk tandbederf, waaruit volgt dat haar gebit zwak is. Bij het horen van klaagster op 10 januari 2018 heeft het tandartslid van de beroepscommissie op klaagsters verzoek haar gebit bekeken en geconstateerd dat wat volgens klaagster stukjes achtergebleven kies zouden zijn in haar mond in werkelijkheid een drukplaats van haar gedeeltelijke prothese is, hetgeen voor de door klaagster beschreven aanhoudende pijn zou kunnen zorgen.

De beroepscommissie acht aannemelijk geworden dat het opnieuw plaatsen van een brug niet mogelijk is omdat er geen gebitselementen aanwezig zijn waarop een brug kan worden aangebracht en dat het aanbrengen van implantaten, afgezien van de niet verzekerde kosten, in verband met de slechte conditie van klaagsters gebit niet wenselijk/mogelijk is. De beroepscommissie acht, gelet op de verklaringen van de inrichtingstandarts en het hoofd zorg, niet aannemelijk geworden dat klaagster bij aangegeven pijnklachten niet opgeroepen zou zijn voor behandeling.

Overigens is bij het horen van klaagster op 10 januari 2018 nadrukkelijk uitgesproken door de inrichtingstandarts en het hoofd zorg dat het van belang is om klaagster pijnvrij te houden en is het aanbod gedaan om diezelfde dag de gedeeltelijke prothese aan te passen om drukpijn te verhelpen.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.  De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. H.J.P. Kroeze en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 februari 2018.

     

 

 

secretarisvoorzitter

 

 

 

 

Naar boven