Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0766/TB, 21 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:21-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/766/TB
betreft: [klager]
datum: 21 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter
beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 28 maart 2003 bij het
secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift en aangevuld bij faxbericht van 11 juni
2003, ingediend door mr. M.J.I. Assink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 24 maart 2003 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle te Zwolle, zijn gehoord klager en namens de Minister, de heer [...], hoofd afdeling Individuele Tbs-Zaken(ITZ), en mevrouw [...], medewerker bij deze afdeling. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager op de longstay afdeling van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek, het Kempehuis (hierna: het Kempehuis) te Nijmegen, te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak d.d. 3 december 1974 veroordeeld tot een maand gevangenisstraf en ter beschikkingstelling van de regering (tbr). Hij heeft in het kader van de tbr vanaf 1 mei 1975 verbleven in detbr-inrichting Oldenkotte te Eibergen en vervolgens in de halfopen afdeling De Wiem van deze inrichting te Enschedé. Na terugplaatsing naar het toenmalige Dr. F.S. Meijers Instituut te Utrecht ter herselectie is klager op 19 juni1979 ontslagen uit de tbr.
Klager is wegens recidive bij onherroepelijke uitspraak d.d. 24 juli 1990 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). Hij heeft deze tbs vanaf 26juli 1993 ondergaan in het forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug. In mei 1996 heeft hij zich tijdens verlof aan het toezicht van laatstgenoemde inrichting onttrokken. Wegens recidive tijdens voormeld verlof isklager bij onherroepelijke uitspraak d.d. 29 augustus 1996 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van voorarrest en ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). Klagers is in hetkader van de huidige tbs op 11 oktober 2000 geplaatst in de Instelling voor forensische psychiatrie De Kijvelanden te Poortugaal (verder: De Kijvelanden).
Bij brief d.d. 31 juli 2002 heeft het hoofd van De Kijvelanden klager aangemeld voor plaatsing in het Kempehuis.
Twee leden van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing TBS (LAP) hebben d.d. 14 september 2002 advies aan de Minister uitgebracht omtrent de longstay indicatie van klager.
Op 20 maart 2003 is klager gehoord over het voornemen hem in het Kempehuis te plaatsen. De Minister heeft op 24 maart 2003 beslist klager te plaatsen in het Kempehuis. Klager is op 24 maart 2003 in het Kempehuis opgenomen. Deschriftelijke mededeling van het bestreden plaatsingsbesluit is nadien aan klager uitgereikt.

3. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat de beslissingsprocedure tot plaatsing op een longstay afdeling niet zorgvuldig is geweest. Klager is tijdens zijn verblijf in De Kijvelanden niet gehoord over het voornemen hem in hetKempehuis te plaatsen. Een hoorverslag ontbreekt. Het doen van een mededeling door het afdelingshoofd of het hoofd behandeling dat voormelde plaatsing aanstaande was, kan niet als horen worden aangemerkt. De beslissing is klageruitgereikt op 3 april 2003, terwijl hij al sinds 24 maart 2003 in het Kempehuis verbleef.
Voorts dient de beslissing inhoudelijk met de grootste zorgvuldigheid te worden gehomen. De indicatiestelling is in klagers geval niet juist. Klager hoort niet thuis op een longstay afdeling. Hij voldoet niet aan de gesteldecriteria.
-Aan het zesjaarscriterium is niet voldaan. Klager heeft bezwaar tegen het optellen van de behandelduur in de diverse tbs-inrichtingen.
De tbr-verpleging in Oldenkotte betreft een behandeling van meer dan dertig jaar geleden. Die behandeling kan op die grond al niet meer meetellen .Over de behandeling in Oldenkotte was bovendien bij de behandelaars van DeKijvelanden - blijkens de aanmelding voor de longstay afdeling - geen informatie beschikbaar. Omdat klager in 1979 uit die behandeling is ontslagen is aannemelijk dat die behandeling heeft geresulteerd in een substantiëlevermindering van het delictgevaar, en dat de stoornis waaraan klager leed ten tijde van het plegen van het delict niet meer aanwezig was. Daarom dient alleen van de twee tbs-behandelingen te worden uitgegaan. Ook dan is niet aan hetzesjaarscriterium voldaan, omdat klager in plaats van ten minste 72 maanden (slechts) 62 maanden is behandeld, tijdens de twee terbeschikkingstellingen. Bovendien gaat het niet aan om twee relatief korte behandeltijdvakken bijelkaar op te tellen, te meer niet daar tussen deze behandeltijdvakken een periode van vier jaar ligt.
-Er is tijdens de twee periodes van tbs-verpleging nauwelijks sprake van behandeling geweest.
Klager heeft zijn verblijf in de eerste tbs-inrichting Veldzicht niet als behandeling ervaren omdat hij daar geen delictanalyse heeft ondergaan en ook geen delictscenario.
Tijdens zijn tweede tbs in De Kijvelanden heeft hij veelvuldig met hartklachten te kampen gehad en is hij vele malen in het ziekenhuis opgenomen geweest. Als gevolg van zijn slechte fysieke conditie kon hij tijdens een grootgedeelte van zijn verblijf in De Kijvelanden niet aan therapieën meedoen, omdat daaruit voortvloeiende stress mogelijk te belastend voor zijn hart zou zijn. Hij is tijdens de huidige tbs dan ook slechts op een beperkte wijzebehandeld.
-Voortgang van de behandeling: De conclusie van de FPD (het LAP, b.c.) dat de behandeling is gekenmerkt door gebrek aan enige voortgang is echter niet juist, omdat uit de aanmeldingsbrief d.d. 31 juli 2002 van de Kijvelanden blijktdat er enige mate van contactgroei en hechting leek te zijn. Voorts blijkt uit het evaluatieverslag d.d. 12 november 2002 over de „evaluatie delictgroep“ dat klager verder was gevorderd in het herkennen van zeer grove signalen tenaanzien van terugval.
- Behandelmogelijkheden: Klager meent dat zijn behandeling nog niet ten volle is benut, laat staan uitgeput. In het evaluatieverslag van 22 januari 2003 heeft De Kijvelanden nieuwe behandelvoornemens ten aanzien van klagergeformuleerd -samengevat - : „Bij verlenging van de tbs zal hij in staat worden gesteld het delictscenario af te maken en periodiek zal een risico-inventarisatie worden herhaald. Op basis van de hieruit voortkomende gegevens zalbeantwoord worden of klager nog ooit zonder toezicht in de maatschappij kan terugkeren. Als dat niet mogelijk wordt geacht bestaat er nog een scala aan mogelijkheden, bijvoorbeeld een forensische RIBW of een longstay afdeling.“
- Motivatie: Klager heeft zich zeer ingezet voor zijn behandeling en is zeer gemotiveerd om te worden behandeld. Hij heeft aan praktisch alle aangeboden behandelingen ten volle meegedaan.
- Klager is in zijn huidige tbs niet voor herselectie aangeboden.
- De beslissing om klager te kwalificeren als „voortdurend delictgevaarlijk“ is bij gebreke van een adekwate behandeling niet voldoende zorgvuldig genomen.
- De PCLR-test is ingevuld op basis van dossieronderzoek en niet op basis van observatie van klager of gesprekken met familieleden. Geconstateerd wordt dat de score „hoog“ is. Met de geconstateerde score wordt echter amper deondergrens geraakt voor het kunnen stellen van de diagnose „psychopathische persoonlijkheid“.
- Tenslotte heeft klager het principiële bezwaar tegen plaatsing op een longstay-afdeling dat het verblijf aldaar een zekere mate van uitzichtloosheid in zich draagt, waardoor er sprake is van bewaring, terwijl de doelstelling vanartikel 37c, tweede lid, Wetboek van Strafrecht is dat de tbs-gestelde behandeld wordt.
Klager wil een reële kans krijgen om voor resocialisatie in aanmerking te komen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn omdat de beslissing niet tijdig aan klager is medegedeeld. Klager is voorafgaand aan het nemen van de beslissing wel gehoord en daarvan is een hoorverslag opgemaakt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn.
Met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt zijn de volgende criteria ontwikkeld ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing op een longstay afdeling:
- er dient sprake te zijn van een intramurale behandeling van meer dan zes jaren, waarbij de duur van de behandeling in het kader van een eerder opgelegde tbs wordt meegenomen;
- er dient, bij voorkeur, sprake te zijn van meerdere behandelpogingen;
- het moet aannemelijk zijn geworden dat de hiervoor bedoelde behandeltrajecten niet hebben geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en dat de stoornis waaraan betrokkene leed ten tijde van het delict nogsteeds aanwezig is;
- de Minister dient zich, alvorens een besluit tot plaatsing op een longstay afdeling te nemen, te laten adviseren middels een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing TBS (LAP).
Klager voldoet aan deze criteria. Er is immers sprake van een behandelingsduur van ruimschoots meer dan zes jaren, klager is ruim negen jaren behandeld. Voorafgaand aan zijn huidige tbs is reeds eerder een tbs opgelegd. Daarvóór ishem tbr opgelegd. Klager heeft zich aan vergelijkbare delicten schuldig gemaakt. De voorlaatste tbs is geschorst geweest tijdens de tenuitvoerlegging van een detentie. Omdat klager driemaal tbs(r) is opgelegd is sprake vanverschillende behandelpogingen.
Vaststaat dat klager in verscheidene tbs-inrichtingen heeft verbleven en dat de behandelinterventies geen reductie van klagers delictgevaarlijkheid hebben opgeleverd. De LAP stemt in met het advies van De Kijvelanden aan de Ministerom klager op een longstay afdeling te plaatsen. De LAP heeft daarbij het volgende overwogen. De op verandering gerichte behandelingsactiviteiten, waaronder medicatie, en pogingen met betrekking tot deelname aan een drugsprogramma,zijn niet aangeslagen wegens onoverkomelijk gebleken weerstanden en niet te beïnvloeden handicaps en gebreken in de persoonlijkheid. Pogingen om klager te resocialiseren zijn mislukt vanwege het ontbreken van progressie in debehandeling en de blijvende delictgevaarlijkheid. Klager wordt als chronisch zeer ernstig delictgevaarlijk beschouwd. Zijn verblijf in De Kijvelanden wordt gekenmerkt door controleren en structureren en er zijn thans geenbehandelmethodieken beschikbaar om deze prognose in gunstige zin bij te stellen.
De LAP is derhalve tot de slotsom gekomen dat de eindverantwoordelijke behandelaar naar geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid heeft kunnen komen tot de vaststelling dat een voortzetting van op verandering gerichtebehandeling thans niet langer zinvol is en dat moet worden overgegaan tot op stabiliteit en kwaliteit van leven gerichte zorg in het kader van de tbs.
4. De beoordeling
Klager is op 20 maart 2003 gehoord over het voornemen hem in het Kempehuis te plaatsen. Hij is op 24 maart 2003 in het Kempehuis geplaatst. De Minister heeft deze plaatsing geformaliseerd bij schriftelijke mededeling d.d. 24 maart2003. Klager heeft deze mededeling, als gesteld en niet weersproken, ontvangen op 3 april 2003. Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. De omstandigheid dat klager op de hoogtewas van het voornemen hem op een longstay afdeling te plaatsen, kan hieraan niet afdoen.
Mitsdien is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing van de Minister op formele grond te worden vernietigd. Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal dezetegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt zijn de hierboven door de Minister onder 3. genoemde criteria opgesteld.
Klager voldoet aan deze criteria:
- hij heeft langer dan zes jaar in tbs-inrichtingen verbleven;
- hem is één maal een tbr en twee maal een tbs opgelegd voor vergelijkbare delicten; klager heeft de tenuitvoerlegging daarvan ondergaan en er is sprake van verschillende behandelpogingen;
- naar aanleiding van recidive is hem de huidige tbs opgelegd; de behandelinterventies tijdens de tenuitvoerlegging van deze tbs hebben volgens behandelaars van De Kijvelanden niet geleid tot een substantiële vermindering van zijndelictgevaarlijkheid; zij zijn tot de conclusie gekomen dat klager als chronisch ernstig delictgevaarlijk kan worden beschouwd;
- het LAP onderschrijft op basis van dossieronderzoek voormelde conclusie van De Kijvelanden en is van oordeel dat de eindverantwoordelijke behandelaar van De Kijvelanden naar geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid totde vaststelling heeft kunnen komen dat een voortzetting van op verandering gerichte behandeling niet langer zinvol is en dat moet worden overgegaan tot op stabiliteit en kwaliteit van leven gerichte zorg in het kader van de tbs metlast tot verpleging.

Gelet op de uitgebrachte adviezen, waaronder het op de stukken gebaseerde advies van het LAP d.d.14 september 2002, en rapportages omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid, welke naar het oordeel van deberoepscommissie alle voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en betrokken kunnen worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven op een longstay afdeling, heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogengaan dat voortzetting van klagers behandeling zoals deze plaats had in De Kijvelanden niet langer aan het doel daarvan beantwoordde, dat klager aan alle criteria voor plaatsing op een longstay afdeling voldoet en dat derhalve eenlongstay afdeling vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Hierbij is met name in aanmerking genomen dat klager ondanks verschillende behandelpogingen als chronisch ernstig delictgevaarlijk wordt beschouwd.
Er is naar het oordeel van de beroepscommissie geen aanleiding voor een nader klinisch onderzoek van klager.
Klagers stelling dat hem geen of onvoldoende behandeling is aangeboden, wordt - gelet op de stukken die door de Minister in het kader van de onderhavige procedure zijn ingebracht - niet aannemelijk geacht.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager op een longstay afdeling te plaatsen materieel niet in strijd met de wet en kan deze evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder b van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt bepalendat haar beslissing tot de plaatsing van klager op een longstay afdeling in de plaats treedt van de te vernietigen bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar beslissing tot de plaatsing van klager in het Kempehuis te Nijmegen in de plaats treedt van de vernietigdebeslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. M. Smit en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 21 juli 2003.

secretaris voorzitter

nummer: 03/766/TB

betreft: [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwollete Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg,
leden: dr. M. Smit en mr.drs. T.A.M. Louwe.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, alsmede namens de Minister de heer [...], hoofd afdeling Individuele Tbs-Zaken (ITZ) en mevrouw [...], medewerker bij deze afdeling.
Klagers raadsman heeft bericht verhinderd te zijn de zitting bij te wonen.

Klager heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Ik ben niet behandeld. Tijdens de tenuitvoerlegging, gedurende tweeëneenhalf jaar, van mijn huidige tbs heb ik 24 maal op de hartafdeling van een ziekenhuis gelegen. Ik heb 16 hartinfarcten en een hartstilstand gehad. In detijdvakken van mijn verblijf in De Kijvelanden moest ik stress vermijden en was het niet verantwoord dat ik therapieën volgde.
Ik zeg niet dat het Kempehuis voor mij niet de juiste plek is, maar ik wil eerlijkheid van de behandelaars. De behandeling in De Kijvelanden heeft geen eerlijke kans gekregen.
Gelet op de ingrijpende gevolgen van de vermeende longstay-indicatie vind ik dat ik recht heb op herselectie middels observatie in het PBC.
Medio 2002 is met mij gesproken over resocialisatie en het opstarten van verlof. In het Kempehuis is mij gebleken dat verlofverlening daar niet uitgesloten is, maar dat er vooralsnog geen sprake van resocialisatie zal zijn,wellicht wel op langere termijn. Als de prognose zou zijn dat ik over vier of vijf jaar zou kunnen resocialiseren zou ik mijn verblijf in het Kempehuis kunnen accepteren. De behandelaars kunnen dit echter niet zeggen.
Ik vind dat ik de eerste twee tbs-en heb verpest, maar de derde niet. Ik ben niet onwillig behandeling te ondergaan. Het is juist dat ik mij tijdens een verblijf in het ziekenhuis aan het toezicht van mijn begeleiders hebonttrokken. Dit kwam echter door de paniek die mij overviel, nadat ik had gehoord dat ik een bypass nodig had en nadat leverkanker was geconstateerd.

Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klager is door de behandelaars van De Kijvelanden aangemeld voor longstay plaatsing. Zij zijn van oordeel dat behandeling klager niet meer helpt en dat klagers kernproblematiek zodanig hardnekkig is dat niet is te verwachten dat hethoge recidiverisico zal dalen. Klager heeft drie maal vergelijkbare ernstige strafbare feiten gepleegd, terzake waarvan drie maal terbeschikkingstelling met verpleging is bevolen. Omdat het gaat om delicten van hetzelfde type mogende verschillende behandeltijdvakken worden opgeteld in het kader van
de bepaling van de minimale behandelduur, een van de criteria in het kader van de bepaling van de longstay indicatie. Deze handelwijze is geaccepteerd in de jurisprudentie van de beroepscommissie (bijvoorbeeld C 99/133TB enC99/98TB). Klager heeft in verschillende tbs-inrichtingen verbleven, waar tezamen gedurende ruim negen jaren verschillende behandelpogingen zijn ondernomen. Derhalve is voldoende langdurig getracht tot een ander perspectief tekomen. Of in het kader van de laatste behandeling door de inrichting al dan niet herselectie is verzocht is in dit geval niet relevant, nu vaststaat dat er verschillende behandelpogingen zijn ondernomen.
Afhankelijk van het oordeel van de behandelaars is het in het Kempehuis mogelijk verlof op te bouwen.
Overplaatsing vanuit het Kempehuis naar elders is niet bij voorbaat uitgesloten.

secretaris voorzitter

Naar boven