Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0355/STA, 19 februari 2003, schorsing
Uitspraakdatum:19-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/355/STA

betreft: [klager] datum: 19 februari 2003

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennis genomen van een op 13 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.P.Visser, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting d.d. 11 februari2003, inhoudende het - ingevolge het beleid van 20 november 2002 - periodiek onder dwang toedienen van medicijnen.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het klaagschrift d.d. 13 februari 2003 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting d.d. 17 februari 2003.

1. De standpunten
Verzoeker is van mening dat het onder dwang toedienen van medicijnen stopgezet dan wel aanzienlijk gereduceerd dient te worden gezien de bijwerkingen daarvan op hem. Hij wordt er suf van en is de hele dag tot weinig in staat.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt naar voren dat verzoeker sinds 26 november 2002 200 mg Cisordinol depot en 5 mg Akineton krijgt toegediend, aanvankelijk tweewekelijks en vanaf 10 december 2002 driewekelijks.Deze medicatie is naar het oordeel van de aan de inrichting verbonden psychiater noodzakelijk ter afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van verzoeker en van anderen. Dit oordeel wordt gedeeld door een nietbij de behandeling betrokken psychiater die verzoeker voorafgaand aan de eerste medicatietoediening gesproken heeft. Zonder medicatiegebruik zal verzoeker, die lijdt aan benadelingswaanzin, decompenseren doordat hij de realiteitweer zal verliezen, zich door zijn omgeving benadeeld zal voelen en hij van hieruit gaat dreigen, schreeuwen en schelden, waarbij hij een groot gevaar voor de omgeving oplevert. Door de medicatie voelt verzoeker zich niet steedsdoor anderen benadeeld en kan hij zijn ongenoegens uiten zonder te dreigen, schelden of schreeuwen. Verzoeker leeft meer in de realiteit, is zichzelf weer gaan verzorgen, onderneemt activiteiten, neemt deel aan zijn programma en ismeer interesse gaan tonen in de voortgang van zijn behandeling. Nog immer is echter verzoekers gedrag gevaarlijk vanwege het ontbreken van ziekteinzicht. Verzoekers conditie is afhankelijk van medicatiegebruik. De voor- en nadelenalsmede mogelijke bijwerkingen worden regelmatig door de behandelingscoördinator, tevens psychiater, met verzoeker besproken. Van de toediening van de medicatie onder dwang aan verzoeker wordt telkens melding gemaakt bij de daartoeaangewezen instanties. Het streven blijft er op gericht met verzoeker toe te werken naar vrijwillige inname/toediening van de medicatie.
Op 11 februari 2003 is klager gehoord en schriftelijk ingelicht over toediening onder dwang van medicatie op 12 februari 2003. Verzocht wordt het schorsingsverzoek af te wijzen, nu de toediening onder dwang van medicatie vóór hetindienen van het schorsingsverzoek heeft plaatsgevonden.

2. De beoordeling
Voorzover het schorsingsverzoek ziet op de op 12 februari 2003 onder dwang toegediende medicijnen dient dit, nu het niet (meer) tot het door verzoeker beoogde resultaat kan leiden, te worden afgewezen.

Voorzover het schorsingsverzoek ziet op het toekomstig onder dwang toedienen van medicijnen stelt de voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechtsruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot het toekomstig onder dwang toedienen van medicijnen zodanigonredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. Naar het oordeel van de voorzitter is dat, mede gelet op de inlichtingen van het hoofd van deinrichting inzake de noodzaak van het onder dwang toedienen van medicijnen, niet het geval. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven