Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0950/SGA, 14 mei 2003, schorsing
Uitspraakdatum:14-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/950/SGA

Betreft: [klager] datum: 14 mei 2003

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 9 mei 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek te Zutphen, verder verzoeker te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 70, tweede lid, Pbw, van de tenuitvoerlegging van een uitspraak d.d. 2 mei 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht van[klager], verder te noemen klager.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard voor zover dit betrekking heeft op overtreding van artikel 5 van de Pbw en het beklag voor het overige ongegrond verklaard.

De voorzitter heeft kennis genomen van bedoelde uitspraak van de beklagrechter en de onderliggende stukken alsook van de schriftelijke reactie van klager op het schorsingsverzoek.

1. De standpunten van verzoeker en van klager
Uit de inlichtingen van verzoeker komt het volgende naar voren. Als gevolg van herhaalde ordeverstoringen en onsportief gedrag werd bij schrijven van 25 maart 2003 aan de gedetineerden van de verblijfsafdeling een inhoudelijkewijziging van het sportgebeuren aangekondigd. Hierbij werd de inhoud van de sport gewijzigd. Het aantal volgens het dagprogramma vereiste sportmomenten werd onverkort gehandhaafd. Tegen deze inhoudelijke maatregel werd door degedetineerde [A] beklag ingediend en werd een schorsingsverzoek ingediend. Dit schorsingsverzoek is op 13 maart 2003 afgewezen. De beklagrechter heeft het beklag bij beslissing van 18 april 2003 ongegrond verklaard.
Op 30 maart 2003 werd door verzoeker een hernieuwd beklag ingediend bij de beklagcommissie, met dien verstande dat daaraan werd toegevoegd dat ingevolge artikel 5 lid 1 van de Pbw de datum van ingang van de inhoudelijke wijziging naeen maand in diende te gaan. Bij beslissing van 2 mei 2003 verklaarde de beklagrechter het beklag van verzoeker ongegrond, met uitzondering van het onderdeel dat betrekking heeft op het gestelde in artikel 5 van de Pbw. Op grondhiervan overwoog de beklagrechter dat het op 31 maart 2003 ingevoerde gewijzigde sportbeleid diende te worden opgeschort voor de duur van een maand.
Uitvoering van voornoemde beslissing zal tot gevolg hebben dat de orde en de veiligheid gedurende de sportactiviteiten opnieuw voor de duur van een maand op ontoelaatbare wijze in gevaar wordt gebracht. Immers, juist om het ordelijken sportief verloop bij de sport te herstellen werden de inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Hierbij is geen sprake van een gewijzigd beleid doch slechts van een wijziging van de inhoudelijke invulling van de sport, zonder dathierbij gedetineerden in hun rechten worden geschaad.

Uit de schriftelijke reactie van klager komt het volgende naar voren. De directeur heeft een schorsingsverzoek ingediend op grond van een aantal motiveringen die een verkeerde veronderstelling van zaken weergeven. De waarheid wordtdaarmee geen recht gedaan. Anders dan de directeur aanneemt, is de klacht van klager een individuele klacht geweest. Deze klacht is wel op dezelfde dag inhoudelijk door de beklagrechter behandeld, maar klager ontving de uitspraakvan de beklagrechter eerst op 2 mei 2003. Op 18 april 2003, toen het beklag van Verburg ongegrond werd verklaard, was de klacht van klager reeds in behandeling bij de beklagcommissie. De klacht van klager is een dag later dan dievan Verburg door de beklagcommissie ontvangen. Daarbij komt dat de klacht van klager op totaal andere gronden is gebaseerd. Qua opbouw en verwijzingen naar de Pbw is geen enkele vergelijking met het beklag van [A} mogelijk. Deveronderstelling van de directeur dat klager een hernieuwd beklag heeft ingediend is dan ook geenszins op waarheid gebaseerd. Voordat de nieuwe interne regelgeving van kracht zou gaan op de gevangenisafdeling A 48, heeft de gedecoduidelijk aan het afdelingshoofd aangegeven dat men rekening diende te houden met de jurisprudentie van artikel 5 lid 1 van de Pbw. Het afdelingshoofd was echter, na overleg met de directie, de mening toegedaan dat dit niet vantoepassing was in dit geval.

2. De beoordeling
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de beklagcommissie het onderhavige beklag gegrond verklaard op grond van de overweging dat de beroepscommissie een bindende termijn heeft gesteld voor het bepaalde in artikel 5,eerste lid, van de Pbw, en dat de directeur die termijn niet in acht heeft genomen. De onderhavige beslissing van de directeur zou daarom zijn genomen in strijd met een wettelijk voorschrift.
Artikel 5, eerste lid, van de Pbw noemt evenwel geen bindende termijn terwijl de uitspraak van de beroepscommissie met nummer A99/425 d.d. 1 oktober 1999 – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet de bedoelingheeft gehad een dergelijke bindende termijn te stellen. De hiervoor genoemde uitspraak van de beroepscommissie zag op een wezenlijk ander situatie dan de onderhavige. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de door dedirecteur doorgevoerde wijziging van de inhoudelijke invulling van de sport met ingang van 31 maart 2003 daarom niet in strijd met de wet, terwijl zij, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk ofonbillijk moet worden geacht. Gelet daarop acht de voorzitter termen aanwezig om de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie met onmiddellijke ingang te schorsen tot het moment dat de beroepscommissie op het beroepvan de directeur zal hebben beslist. Het verzoek van de directeur zal daarom worden toegewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagrechter van 2 mei 2003 met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beroepscommissie op het beroep heeft beslist.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 mei 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven