Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0471/GA, 14 juli 2003, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/471/GA

betreft: [klager] datum: 14 juli 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Alphen a/d Rijn te Alphen a/d Rijn,

gericht tegen een uitspraak d.d. 13 januari 2003, die op 18 februari 2003 naar partijen is verzonden, van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is mevrouw [...], unit-directeur van de locatie Alphen a/d Rijn, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van drie dagen, omdat klager de winkelmedewerkster heeft uitgescholden en in het bijzonder ook het feit dat het rapport te laat is afgehandeld.

De beklagcommissie heeft het beklag op beide onderdelen gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik bestrijd de uitspraak van de beklagcommissie dat ik met terugwerkende kracht een straf aan klager heb opgelegd. Dat is pertinent niet waar. Ik heb klager op 11 december 2002 laat in de middag gehoord en de volgende dag pas debeschikking (lees: schriftelijke mededeling) opgemaakt. Daar staat abusievelijk het woord heden nog in. Voor heden moet eigenlijk gisteren gelezen worden. Klager heeft niet vóór 11 december 2002 17.55 uur in afzondering gezeten. Deafzondering is pas ingegaan na de afhandeling van het rapport en rapporten handel ik niet af zonder de gedetineerde eerst te horen. Daar sta ik ook om bekend. Het rapport is meer dan 24 uur na het incident afgehandeld. Dit konechter niet eerder, omdat ik op 10 december 2002 afwezig was en op 11 december 2002 een zeer hectische dag heb gehad. Klager heeft overigens niet aangevoerd dat hij niet is gehoord.
De medewerkster van de winkel is niet in dienst van de inrichting.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Artikel 50, tweede lid, van de Pbw luidt: ‘de directeur beslist over het opleggen van een disciplinaire straf zo spoedig mogelijk nadat hem dit verslag is gedaan.’
Gelet op de toelichting van de directeur op het beroep is de beroepscommissie van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de directeur niet zo spoedig mogelijk, namelijk de volgende dag, op het verslag heeft beslist.
De schriftelijke mededeling van 12 december 2002, die onzorgvuldig is geformuleerd omdat het woord heden betekent dat klager niet voorafgaand aan de strafoplegging is gehoord, moet naar het oordeel van de beroepscommissie zo wordengelezen dat de directeur op 11 december 2002, na klager te hebben gehoord, heeft beslist tot oplegging van de disciplinaire straf.
Gelet op de inhoud van het verslag van 10 december 2002 is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur tot oplegging aan klager van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van driedagen niet in strijd is met de wet en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 14 juli 2003

secretaris voorzitter

Naar boven