Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel Transitiemodel voor gebudgetteerde zorgaanbieders van gespecialiseerde curatieve ggz 2015-2017 - BR/REG-17157a
Ondertekeningsdatum:26-03-2019Publicatiedatum:08-04-2019Geldigheid:01-01-2017 t/m 31-12-2019Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse

Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid om tarieven en prestatiebeschrijvingen vast te stellen.

 

Ingevolge artikel 57, eerste lid, onderdeel e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid tot het vaststellen van een beschikbaarheidsbijdrage of een vereffeningsbedrag als bedoeld in artikel 56a, respectievelijk 56b, van de Wmg.

 

Ingevolge artikel 59, onderdelen b, c en e, van de Wmg heeft de Minister van VWS met brieven van 11 december 2014 met kenmerk 692617-129795-MC,  19 november 2013 met kenmerk 168229-112943-MC, 11 juli 2012 met kenmerk MC-U-3122393 en 11 oktober 2016 met kenmerk 1025212-155823-MC ten behoeve van de voorliggende beleidsregel een aanwijzing op grond van artikel 7 van de Wmg aan de NZa gegeven.

1. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (ggz) als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet (Zvw). Binnen de gespecialiseerde ggz is deze beleidsregel alleen van toepassing op de zorgaanbieders, zoals bedoeld in artikel 3, onder b van deze beleidsregel, gebudgetteerde zorgaanbieders aan wie in 2013 een afwijkende verrekenfactor van 0,95 is toegekend, zoals bedoeld in artikel 3, onder f.

2. Doel van de beleidsregel

Doel van deze beleidsregel is vastlegging en beschrijving van het transitiemodel binnen de gespecialiseerde ggz voor 2015, 2016 en 2017. 

3. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. zorgaanbieder 

de natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig curatieve geestelijke gezondheidszorg verleent;

 

b.gebudgetteerde zorgaanbieder met afwijkende verrekenfactor in 2013 

rechtspersoon als bedoeld onder a, voor zover deze met een representerende zorgverzekeraar voor 2013 en/of eerdere jaren productieafspraken in zowel budgetparameters als dbc’s maakt, respectievelijk heeft gemaakt, en welke afspraken resulteren, dan wel hebben geresulteerd, in een door de NZa vastgesteld transitiebedrag (2013) met afwijkende verrekenfactor van 0,95,

 

c. dbc ( diagnose-behandelcombinatie) 

prestatiebeschrijving ten behoeve van de levering van curatieve geestelijke gezondheidszorg die het geheel van activiteiten gedurende het zorgtraject typeert, voortvloeiend uit de zorgvraag waarvoor een cliënt een zorgaanbieder consulteert;

 

d.beschikbaarheidbijdrage 

een bijdrage als bedoeld in artikel 56a Wmg;

 

e.verrekenbedrag ( t) 

is het bedrag dat de instelling binnen het transitiemodel ontvangt in de vorm van een beschikbaarheidbijdrage in jaar t. Het verrekenbedrag is samengevat:

 

Verrekenbedrag ( t) = Verrekenfactor (t) x Transitiebedrag (t)

 

f.transitiebedrag (t) 

is het verschil tussen de productieafspraak in budgetparameters en de productieafspraak in dbc’s in jaar t. Het transitiebedrag is eenmalig vastgesteld in 2013 (zoals beschreven in BR/CU-5087).

 

g.verrekenfactor (t) 

de hoogte van de verrekenfactor is bepaald in de aanwijzingen.

 

h.indexering 

Voor wat betreft de loonkosten wordt de index vastgesteld door het Ministerie van VWS. Deze index houdt verband met de cao-afspraken. Voor wat betreft de materiële kosten wordt aangesloten bij de prijsindexcijfer particuliere consumptie uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau (CPB).

 

De op het verrekenbedrag toe te passen index is het gewogen gemiddelde van de loon- en materiële indices waarbij wordt uitgegaan van een aandeel van 85% loonkosten en 15% materiële kosten. Bij de vaststelling en verlening van het verrekenbedrag 2015, 2016 en 2017 wordt over jaar t rekening gehouden met de definitieve index (t-1) en de voorlopige index van jaar t.

 

i.kind & jeugd 

een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt.

 

j.volwassenen 

een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt

 

k.verlengd transitiemodel 

een voortzetting van transitiebedrag van invoering prestatiebekostiging ggz voor de gespecialiseerde instellingen zoals bedoeld in de aanwijzing van 11 juli 2012 inzake invoering prestatiebekostiging geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (Stcrt. 2012, 15569).

4. Transitiemodel 2013

Dit artikel geeft een beschrijving van het transitiemodel in 2013 voor de instellingen met een afwijkende verrekenfactor. Het jaar 2013 vormt de basis voor de berekeningen van de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017.  

4.1 Berekening verrekenbedrag.

Het verrekenbedrag 2013 is als volgt berekend en vastgesteld.

 

[Verrekenbedrag 2013] = [transitiebedrag 2013] x [verrekenfactor 2013]

 

Daarbij geldt:

[transitiebedrag 2013] = (productieafspraak 2013 o.b.v. budgetparameters) – (dbc afspraak 2013)

 

en:

 

[Verrekenfactor 2013] = 0.951

 

4.2 Vaststelling verrekenbedrag.

Het verrekenbedrag, transitiebedrag, productieafspraak budgetparameters en de productieafspraak in dbc’s zijn voor het jaar 2013 reeds vastgesteld in een beschikking aan de individuele instellingen.

5. Transitiemodel 2014

Dit artikel geeft een beschrijving van het transitiemodel in 2014. Voor het jaar 2014 is de verrekenfactor en het transitiebedrag gelijk aan 2013. 

5.1 Berekening verrekenbedrag.

Het verrekenbedrag 2014 is als volgt berekend en vastgesteld.

 

[Verrekenbedrag 2014] = [Verrekenbedrag 2013] x [Index 2014]2

 

5.2 Vaststelling verrekenbedrag.

Het verrekenbedrag voor het jaar 2014 is reeds vastgesteld in een beschikking aan de individuele instellingen.   

6. Transitiemodel 2015

Dit artikel geeft een beschrijving van het transitiemodel in 2015. Vanaf 2015 vindt er een gedeeltelijke afbouw plaats van de verrekenfactor als bedoeld in  artikel 3 sub g van deze beleidsregel. Hierop zijn in 2015 twee uitzonderingen van toepassing. Op deze uitzonderingen blijft de verrekenfactor ongewijzigd. Daarnaast corrigeert de NZa het transitiebedrag 2013 per aanbieder naar rato voor de overheveling van zorg naar de Jeugdwet per 1 januari 2015 op basis van nacalculatiecijfers 2013.

6.1 Berekening Verrekenbedrag.

Het verrekenbedrag 2015 wordt als volgt berekend.

 

[Verrekenbedrag 2015] = ( ( [transitiebedrag 2015] – [uitzonderingen 2015] ) x [Verrekenfactor A 2015 ] ) + ( [uitzonderingen 2015] x [verrekenfactor  B 2015])

 

Daarbij geldt:

 

[Transitiebedrag 2015] = ([transitiebedrag 2013] – [aandeel Jeugdwet 2013]) x [Index 2014] x  [Index 2015]

 

en:

 

[Verrekenfactor A 2015] = afgebouwde verrekenfactor 2015 = 0,70

[Verrekenfactor B 2015] = verrekenfactor uitzonderingen 2015 = 0,953

 

Uitzonderingen 2015:

In 2015 zijn er twee uitzondering op de afbouw van de verrekenfactor  van toepassing:

  1. De verlaging van de verrekenfactor geldt niet voor het deel van het transitiebedrag dat verband houdt met de ontoereikende verdiscontering van afwezigheid voor het tarief voor de diagnose-behandelcombinatie voor verblijfsdagen voor zover deze na overheveling van de Jeugdzorg overblijven in de Zorgverzekeringswet;
  2. De verlaging van de verrekenfactor geldt niet voor het deel van het transitiebedrag dat verband houdt met (doventolk-)zorg door instellingen met een bovengemiddeld aantal cliënten met een auditieve beperking. 

6.2 Vaststelling Verrekenbedrag.

Voor de vaststelling van het verrekenbedrag 2015 maakt de NZa onderscheid in een voorlopige vaststelling en een definitieve vaststelling, in verband met de bepaling van het aandeel in de productie voor overheveling naar de Jeugdwet. Het aandeel in het transitiebedrag moet conform aanwijzing vastgesteld worden op basis van de nacalculatiegegevens 2013. Deze zijn naar verwachting juni 2016 beschikbaar.

 

In mei 2015 stelt de NZa het verrekenbedrag 2015 voorlopig vast in een beschikking.

 


Bij de voorlopige bepaling van het aandeel voor overheveling naar Jeugdwet  gaat de NZa uit van de berekening van het transitiebedrag 2013. Daarbij geldt dat de opgegeven kind en jeugd parameters in de productieafspraak aangemerkt worden als zorg die per 2015 onder de Jeugdwet valt. In feite wordt het transitiebedrag 2013 opnieuw berekend, zonder de opgegeven kind en jeugd budgetparameters. Daarbij is het uitgangspunt dat het verschil tussen de budgetafspraak en de dbc afspraak procentueel gelijk is aan het verschil inclusief de kind en jeugd productie. Uitzondering 1 wordt ook op basis van de productieafspraak 2013 bepaald, waarbij gekeken wordt of er sprake is van verblijf bij volwassenen en of in het kostenonderzoek 2013 sprake bleek van een knelpunt rondom afwezigheidsdagen in het kader van verblijf.


 

In juni 2016 stelt de NZa het verrekenbedrag 2015 definitief vast in een beschikking, op basis van de nacalculatiegegevens 20134 .

 


De definitieve correctie voor de Jeugdzorg wordt bepaald op de realisatiegegevens uit de nacalculatie 2013. Hiervoor is een extra informatie uitvraag voor de betreffende instellingen noodzakelijk, om het aandeel Jeugdzorg in de dbc realisatie vast te stellen (Er worden immers geen budgetparameters meer geregistreerd). De basis voor de definitieve berekening van de correctie blijft het transitiebedrag 2013, op basis van de gemaakte productieafspraak 2013. Daarbij is het uitgangspunt dat het verschil in realisatie procentueel gelijk is aan het verschil in de gemaakte productieafspraak.

 

Voor uitzondering 1 (ontoereikende verdiscontering van afwezigheid in het tarief voor verblijf) geldt dat de NZa het percentage van het transitiebedrag 2013 (inclusief kinderen en jeugd), waarvan in het kostenonderzoek van de NZa in 2013 is gebleken dat het verband houdt met problematiek rondom afwezigheidsdagen, vermenigvuldigt met het transitiebedrag 2015 (exclusief kinderen en jeugd)

 

Berekening uitzondering 1 =

Transitiebedrag 2015 * percentage transitiebedrag 2013 wat verband houdt met problematiek rondom afwezigheidsdagen conform kostenonderzoek 2013 NZa

 

Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met verrekenfactor B 2015 (0,95).


 

7. Transitiemodel 2016

Dit artikel geeft een beschrijving van het transitiemodel in 2016. Vanaf 2015 vindt er een gedeeltelijke afbouw plaats van de verrekenfactor als bedoeld in artikel 3 sub g van deze beleidsregel. Hierop zijn in 2016 twee uitzonderingen van toepassing. Op deze uitzonderingen blijft de verrekenfactor ongewijzigd. Daarnaast corrigeert de NZa het transitiebedrag 2013 per aanbieder naar rato voor de overheveling van zorg naar de Jeugdwet per 1 januari 2015 op basis van nacalculatiecijfers 2013.

7.1 Berekening Verrekenbedrag.

Het verrekenbedrag 2016 wordt als volgt berekend.

 

[Verrekenbedrag 2016] = ( ( [transitiebedrag 2016] – [uitzonderingen 2016] ) x [Verrekenfactor A 2016 ] ) + ( [uitzonderingen 2016] x [verrekenfactor  B 2016])

 

Daarbij geldt:

 

[Transitiebedrag 2016] = ([transitiebedrag 2013] – [aandeel Jeugdwet 2013]) x [Index 2014] x  [Index 2015] x [Index 2016]

 

en:

 

[Verrekenfactor A 2016] = afgebouwde verrekenfactor 2016 = 0.305

[Verrekenfactor B 2016] = verrekenfactor uitzonderingen 2016 = 0,956

 

Uitzonderingen 2016:

In 2016 zijn er twee uitzondering op de afbouw van de verrekenfactor  van toepassing:

  1. De verlaging van de verrekenfactor geldt niet voor het deel van het transitiebedrag dat verband houdt met de ontoereikende verdiscontering van afwezigheid voor het tarief voor de diagnose behandelcombinatie voor verblijfsdagen voor zover deze na overheveling van de Jeugdzorg overblijven in de Zorgverzekeringswet;
  2. De verlaging van de verrekenfactor geldt niet voor het deel van het transitiebedrag dat verband houdt met (doventolk-)zorg door instellingen met een bovengemiddeld aantal cliënten met een auditieve beperking.

7.2 Vaststelling Verrekenbedrag.

Voor de vaststelling van het verrekenbedrag 2016 maakt de NZa onderscheid in een voorlopige vaststelling en een definitieve vaststelling overeenkomstig de wijze in 2015 (zie de toelichtingen in artikel 6 van deze beleidsregel).

 

In december 2015 stelt de NZa het verrekenbedrag 2016 voorlopig vast in een beschikking.

 

In juni 2016 stelt de NZa het verrekenbedrag 2016 definitief vast in een beschikking, op basis van de nacalculatiegegevens 2013.

 

8. Transitiemodel 2017

Dit artikel geeft een beschrijving van het transitiemodel in 2017. Vanaf 2017 is de verrekenfactor als bedoeld in artikel 3 sub g van deze beleidsregel volledig afgebouwd waardoor geen verrekenbedrag meer wordt vastgesteld. Hierop is in 2017 één uitzondering van toepassing, waarvoor een verrekenfactor van 0,95 blijft gelden. Daarnaast corrigeert de NZa het transitiebedrag 2013 per aanbieder naar rato voor de overheveling van zorg naar de Jeugdwet per 1 januari 2015 op basis van nacalculatiecijfers 2013. Op basis van deze nacalculatiecijfers wordt ook het definitieve verrekenbedrag 2015 en 2016 vastgesteld. Bij het voorlopige verrekenbedrag 2017 wordt hier al voor gecorrigeerd.

8.1 Berekening Verrekenbedrag.

Het verrekenbedrag 2017 wordt als volgt berekend.

 

[Verrekenbedrag 2017] = ( ( [transitiebedrag 2017] – [uitzondering 2017] ) x [Verrekenfactor A 2017] ) + ( [uitzondering 2017] x [verrekenfactor  B 2017])

 

Daarbij geldt:

 

[Transitiebedrag 2017] = ([transitiebedrag 2013] – [aandeel Jeugdwet 2013]) x [Index 2014] x  [Index 2015] x [Index 2016] x [Index 2017]

 

en:

 

[Verrekenfactor A 2017] = afgebouwde verrekenfactor 2017 = 0.007

[Verrekenfactor B 2017] = verrekenfactor uitzondering 2017 = 0,958

 

Uitzonderingen 2017:

In 2017 is er één uitzondering op de afbouw van de verrekenfactor van toepassing:

  1. De verlaging van de verrekenfactor naar nul geldt niet voor het deel van het transitiebedrag dat verband houdt met (doventolk-) zorg door instellingen met een bovengemiddeld aantal cliënten met een auditieve beperking. En waarbij deze zorg niet uit de, per 2017, ingevoerde toeslagsystematiek voor de tolk gebarentaal en communicatiedeskundige, te bekostigen is. Hiervoor blijft een verrekenfactor van 0,95 gelden.

8.2 Vaststelling Verrekenbedrag.

Voor de vaststelling van het verrekenbedrag 2017 maakt de NZa onderscheid in een voorlopige vaststelling en een definitieve vaststelling, in verband met de bepaling van het aandeel in de productie wat door de toeslagsystematiek voor de tolk gebarentaal en communicatiedeskundige bekostigd wordt. Het aandeel in de uitzondering 2017 wordt gecorrigeerd op basis van de geleverde en gedeclareerde zorg in 2017. Deze informatie is naar verwachting per juni 2019 beschikbaar.

 

In december 2016 stelt de NZa het voorlopige verrekenbedrag 2017 vast in een beschikking.

 


In 2016 was er sprake van twee uitzonderingen op de afbouw van de verrekenfactor. Uitzondering 2 zoals vermeld onder paragraaf 7.1 heeft betrekking op (doventolk-)zorg door instellingen met een bovengemiddeld aantal cliënten met een auditieve beperking.

 

Bij de voorlopige bepaling van de uitzondering van de afbouw per 2017,  gaat de NZa uit van het aantal (door de aanbieder opgegeven) dbc’s in 2013 uit het kostenonderzoek 2015. Dit aantal wordt vermenigvuldigd met de hoogte van de toeslag tolk gebarentaal/communicatiespecialist zoals vastgesteld voor 2017 in de tariefbeschikking gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg.

 

Vervolgens wordt de hoogte van uitzondering 2 per 2016, verminderd met dit bedrag om zo tot de voorlopige hoogte te komen van de uitzondering per 2017.

 

Voorlopige bepaling uitzondering 2017=

Uitzondering 2 2016 – (aantal dbc’s 2013 kostenonderzoek 2015 * toeslag tolk gebarentaal en communicatiedeskundige)


 

 

In juni 2019 stelt de NZa het verrekenbedrag 2017 definitief vast in een beschikking, op basis van de gegevens over de werkelijk geleverde en gedeclareerde zorg 2017, en meer specifiek de in rekening gebrachte toeslag voor de tolk gebarentaal en communicatiedeskundige.

 


De definitieve hoogte van de uitzondering 2017 wordt bepaald op basis van realisatiecijfers 2017.  Er is een extra informatie uitvraag voor de betreffende instelling noodzakelijk, om te bepalen welk deel van uitzondering 2 van 2016 bekostigd heeft kunnen worden middels de toeslag tolk gebarentaal/communicatiedeskundige. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de hoogte van uitzondering 2 in 2016.

Definitieve bepaling uitzondering 2017 =

Uitzondering 2 2016 – (dbc’s 2017 * gedeclareerde toeslag tolk gebarentaal en communicatiedeskundige 2017)


 

9. Beëindiging oude beleidsregel(s)

De Beleidsregel transitiemodel voor gebudgetteerde zorgaanbieders van gespecialiseerde curatieve ggz 2015-2017, met kenmerk BR/REG-17157, die een geldigheidsduur had tot en met 1 januari 2017, is op laatstgenoemde datum van rechtswege komen te vervallen.

10. Overgangsbepaling

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 januari 2017 en vervalt met ingang van 01-01-2020.

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel Transitiemodel voor gebudgetteerde zorgaanbieders van gespecialiseerde curatieve ggz 2015-2017’.

11. Inwerkingtreding en citeerregel

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), wordt geplaatst, en vervalt met ingang van 01-01-2017.

 

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel Transitiemodel voor gebudgetteerde zorgaanbieders van gespecialiseerde curatieve ggz 2015-2016’.

Toelichting

Algemeen

In de brief van 21 februari 2012, kenmerk TK 2010-11, 25 424, nr. 160, aan de Tweede Kamer heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aangegeven dat zij voornemens is de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een aanwijzing als bedoeld in artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) te geven met als doel per 1 januari 2013 prestatiebekostiging in de tweedelijns curatieve geestelijke gezondheidszorg in te voeren. Op 11 juli 2012 heeft de Minister van VWS de hierboven genoemde aanwijzing aan NZa verstrekt. Met de aanwijzing van 19 november 2013 (met kenmerk 168229-112943-MC), is het transitiemodel voor de betreffende instellingen met één jaar verlengd.

 

In 2013 heeft de NZa het kostenonderzoek bij de instellingen met een afwijkende verrekenfactor afgerond, en hierover advies gegeven aan de Minister van VWS (datum 5 december 2013, met kenmerk 0065936/89744). In de aanwijzing van 11 december 2014 met kenmerk 692617-129795-MC beschrijft de Minister de stapsgewijze beëindiging van het bijzonder transitiemodel waarbij de overgang naar prestatiebekostiging in de curatieve ggz in 2017 wordt afgerond.

 

De voorliggende beleidsregel bevat een uitwerking van deze aanwijzing.

De berekening van het transitiebedrag uit 2013 vormt de basis voor de berekeningen van de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017. 

 

Het aandeel kind & jeugd in het transitiebedrag 2015, 2016 en 2017 moet conform aanwijzing vastgesteld worden op basis van de nacalculatiegegevens 2013. Omdat de indiening van de nacalculatie 2013 is verplaatst naar augustus 2016, zijn deze gegevens pas laat beschikbaar. Om toch eerder duidelijkheid, en een beschikking af te kunnen geven maakt de NZa onderscheid in een voorlopige vaststelling en een definitieve vaststelling. 

 

In het jaar 2015 en 2016 zijn twee uitzonderingen uitgesloten van de afbouw van de verrekenfactor9.  Of en in hoeverre deze uitzonderingen van toepassing zijn op de individuele instellingen, volgt uit het kostenonderzoek ggz 2013 bij deze instellingen met een afwijkende verrekenfactor, evenals de omvang van die uitzonderingen. De uiteindelijke berekening van het transitiebedrag 2015 en 2016 wordt vastgelegd in de individuele beschikkingen. 

 

In het jaar 2017 is nog maar één uitzondering uitgesloten van de afbouw van de verrekenfactor10. Deze uitzondering wordt per 2017 gecorrigeerd voor het bedrag wat middels de nieuw ingevoerde toeslag tolk gebarentaal/communicatiedeskundige bekostigd wordt.

 

Het positieve verrekenbedrag kent de NZa de betreffende zorgaanbieder toe door middel van een beschikbaarheidbijdrage. Uitbetaling van het bedrag c.q. de beschikbaarheidbijdrage geschiedt via het Zorgverzekeringsfonds.

Naar boven