Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa - BR/REG-17152
Publicatiedatum:30-08-2016Geldigheid:01-09-2016 t/m 31-12-2017Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Ingevolge artikel 57, eerste lid, onderdeel e, van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) beleidsregels vast met betrekking tot het uitoefenen van de bevoegdheid tot het vaststellen van een beschikbaarheidbijdrage als bedoeld in artikel 56a van de Wmg.

1. Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op het toekennen van  beschikbaarheidbijdragen voor de volgende vormen van zorg als omschreven in de bijlage behorende bij artikel 2 van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG1:

-           opleidingen voor zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg;

-           academische zorg;

-           post mortem orgaanuitname bij donoren;

-           zorg verleend door het calamiteitenhospitaal;

-           traumazorg voor zover het gaat om coördinatie, opleiden, trainen en oefenen (OTO);

-           coördinatie traumazorg en Regionaal Overleg Acute Zorg;

-           traumazorg door mobiel medische teams;

-           spoedeisende hulp;

-           acute verloskunde;

-           gespecialiseerde brandwondenzorg;

-           gespecialiseerde psychotraumazorg aan specifieke doelgroepen.

 

Voor zover de beschikbaarheidbijdrage voor de bovenstaande vormen van zorg door de NZa ambtshalve verstrekt wordt, zijn de artikelen 3, 4.2.1 tot en met 4.2.4 en de artikelen 6 tot en met 10 van onderhavige beleidsregel van toepassing.

2. Doel van de beleidsregel

Voor een aantal activiteiten en voorzieningen van zorgaanbieders is het niet mogelijk en/of wenselijk om deze rechtstreeks aan zorgproducten voor individuele consumenten toe te rekenen. Het gaat om specifieke functies of kenmerken van de zorgverlening, zoals beschikbaarheid, specifieke deskundigheid of specifieke voorzieningen.

 

In deze beleidsregel is het beleid neergelegd dat de NZa hanteert bij het verlenen en vaststellen van beschikbaarheidbijdragen voor de onder artikel 1 genoemde zorgfuncties. Het opstellen van dit Uniform kader heeft tot doel om duidelijkheid en uniformiteit te creëren voor het veld.

 

De ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage op aanvraag’, ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage Cure - ambtshalve’ en de ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (Medische) Vervolgopleidingen’ zijn naast het Uniform kader aanvullend van toepassing op de daarin genoemde beschikbaarheidbijdragen.

3. Begripsbepalingen

3.1       Zorgaanbieder

Natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent, als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder c van de Wmg.

 

3.2       Beschikbaarheidbijdrage

Bijdrage als genoemd in artikel 56a van de Wmg.

 

3.3       Procuratiehouder

Natuurlijke persoon die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten uit naam van de betreffende rechtspersoon. De bevoegdheid is vastgelegd bij de Kamer van Koophandel.

 

3.4       Zorginstituut

Zorginstituut Nederland.

 

3.5       Activiteitenplan

Overzicht van de activiteiten die zullen worden gefinancierd door middel van de gevraagde beschikbaarheidbijdrage. Na afloop van de subsidieperiode kan aan de hand van het activiteitenplan worden beoordeeld of de activiteiten zijn verricht en de gewenste effecten zijn bereikt.

 

In het activiteitenplan moeten in ieder geval de volgende punten staan:

a.         informatie over de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

b.         de omvang en duur van de activiteit.

 

3.6       Bestuursverklaring

Verantwoording van de Raad van Bestuur over de gemaakte kosten inclusief een opgave van de gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten. Daarnaast bevat de bestuursverklaring ook een verklaring van de Raad van Bestuur dat de kosten gemaakt zijn voor het doel waarvoor de bijdrage is verstrekt.

 

3.7       Begroting

Opgave van te verwachten opbrengsten en kosten ten behoeve van het doel waarvoor de beschikbaarheidbijdrage voor dat jaar wordt verstrekt.

 

3.8       Accountantsproduct

Verzamelnaam voor de verklaringen of rapporten die een accountant kan afgeven. Voor de beschikbaarheidbijdragen kan dit een controleverklaring, een rapport van feitelijke bevindingen of een assurance-rapport zijn.

4. Verlening

4.1       Aanvraagprocedure

 

4.1.1    De zorgaanbieder dient vóór 1 oktober voorafgaand aan het subsidiejaar een aanvraag voor verlening van een beschikbaarheidbijdrage in bij de NZa.

 

4.1.2    De aanvraag dient volledig en juist te worden ingediend. Het aanvraagformulier wordt beschikbaar gesteld op het portaal van de NZa: http://aanvragen.nza.nl.

 

4.1.3    De aanvraag is volledig en juist ingediend indien gebruik is gemaakt van het aanvraagformulier, deze ondertekend is door een procuratiehouder en een activiteitenplan en een begroting zijn bijgevoegd.

 

4.1.4    De NZa beslist binnen 13 weken na indiening van de complete aanvraag over de aanvraag tot verlening van een beschikbaarheidbijdrage.

 

4.1.5    Bij het ontbreken van de ondertekening, een activiteitenplan en/of begroting, wordt de zorgaanbieder schriftelijk in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen een hersteltermijn van maximaal 4 weken aan te vullen.

 

4.1.6    De behandeling van de aanvraag wordt opgeschort tot de aanvraag is aangevuld doch uiterlijk tot de gestelde hersteltermijn is verstreken.

 

4.1.7    Indien de zorgaanbieder binnen de gestelde hersteltermijn als bedoeld in artikel 4.1.5 nog niet voldoet aan de voorschriften als bedoeld in artikel 4.1.3, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

 

4.1.8    In geval van bijzondere omstandigheden kan de aanvrager de NZa om uitstel verzoeken van de termijn voor het indienen van een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1.1. Uitstel van de indieningstermijn wordt schriftelijk en gemotiveerd aangevraagd en moet door de NZa zijn ontvangen vóór het verlopen van de indieningstermijn als bedoeld in artikel 4.1.1. Van bijzondere omstandigheden is in ieder geval geen sprake in geval van omstandigheden die binnen de risicosfeer van de aanvrager liggen, zoals vertraging vanwege de interne planning van de aanvrager.

 

4.1.9    Aanvragen die de NZa ontvangt na het verstrijken van de in artikel 4.1.1 genoemde termijn en na het verstrijken van een eventueel verstrekte uitsteltermijn als bedoeld in artikel 4.1.8, worden niet in behandeling genomen. Dit betekent dat geen verlening van een beschikbaarheidbijdrage plaatsvindt en conform artikel 5.1.3 geen aanvraag tot vaststelling van een beschikbaarheidbijdrage kan worden ingediend. Er wordt in dat geval derhalve geen beschikbaarheidbijdrage toegekend. Slechts in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de NZa hiervan afwijken.

 

 

4.2       Voorschotten

 

4.2.1    De NZa kan voorschotten toekennen.

 

4.2.2    De uitbetaling van de voorschotten vindt in 12 termijnen plaats.

 

4.2.3    De NZa kan bij het bepalen van het bevoorschottingspercentage per zorgfunctie, de gemiddelde realisatie van de zorgaanbieders betrekken aan wie in enkele voorgaande jaren voor de betreffende zorgfunctie een beschikbaarheidbijdrage is toegekend.

 

4.2.4    De verlening van voorschotten kan worden ingetrokken of ten nadele van de zorgaanbieder worden gewijzigd indien er een ernstig vermoeden bestaat dat:

a.         de activiteiten waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is verleend niet hebben plaatsgevonden of gaan plaatsvinden;

b.         de zorgaanbieder niet heeft voldaan aan de bij de beschikbaarheidbijdrage gestelde verplichtingen.

5. Vaststelling

5.1      Aanvraagprocedure

 

5.1.1    De zorgaanbieder dient vóór 1 juni na afloop van het subsidiejaar een aanvraag voor vaststelling van een beschikbaarheidbijdrage in bij de NZa.

 

5.1.2    In geval van bijzondere omstandigheden kan de aanvrager de NZa om uitstel verzoeken van de termijn voor het indienen van een aanvraag als bedoeld in artikel 5.1.1. Uitstel van de indieningstermijn wordt schriftelijk en gemotiveerd aangevraagd en moet door de NZa zijn ontvangen vóór het verlopen van de indieningstermijn als bedoeld in artikel 5.1.1. Van bijzondere omstandigheden is in ieder geval geen sprake in geval van omstandigheden die binnen de risicosfeer van de aanvrager liggen, zoals vertraging vanwege de interne planning van de aanvrager of diens accountant.
 

5.1.3    Zonder verlening van een beschikbaarheidbijdrage kan geen aanvraag tot vaststelling van een beschikbaarheidbijdrage worden ingediend.

 

5.1.4    De aanvraag dient volledig en juist te worden ingediend. Het aanvraagformulier wordt beschikbaar gesteld op het  portaal van de NZa: http://aanvragen.nza.nl.

 

5.1.5    De aanvraag is volledig en juist ingediend als:

  • gebruik is gemaakt van het daarvoor bestemde aanvraagformulier;
  • het aanvraagformulier  is ondertekend door een procuratiehouder;
  • een verantwoording over de activiteiten waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is verleend en de kosten daarvan is bijgevoegd;

In artikel 5.2 is de vereiste verantwoording nader uitgewerkt.

 

5.1.6    De NZa beslist binnen 22 weken na indiening van een complete aanvraag over de aanvraag tot vaststelling van een beschikbaarheidbijdrage.

 

5.1.7    Bij het ontbreken van de ondertekening, een verantwoording over de activiteiten waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is verleend en de kosten daarvan, wordt de zorgaanbieder schriftelijk in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen een hersteltermijn van maximaal 4 weken aan te vullen.

 

5.1.8    De behandeling van de aanvraag wordt opgeschort tot de aanvraag is aangevuld doch uiterlijk tot de gestelde hersteltermijn als bedoeld in artikel 5.1.6 is verstreken.

 

5.1.9    Indien de zorgaanbieder binnen de gestelde hersteltermijn als bedoeld in artikel 5.1.6  de aanvraag niet volledig heeft ingediend, dan wel indien de zorgaanbieder in zijn geheel geen aanvraag heeft ingediend, hanteert de NZa een kortingsbeleid zoals omschreven in artikel 5.3 en verder.

 

 

5.2 Verantwoording

 

5.2.1    De zorgaanbieder verantwoordt zich over de activiteiten waaraan de beschikbaarheidbijdrage is besteed en de kosten die daarvoor zijn gemaakt.

 

5.2.2    Voor wat betreft de wijze van verantwoorden hanteert de NZa grensbedragen:

1


Het grensbedrag is het gehele bedrag per verleende zorgfunctie.

 

5.2.3    De NZa hanteert de volgende typen van verantwoording:

a.         activiteitenverantwoording;

b.         kostenverantwoording: bestuursverklaring en/of accountantsproduct;

c.         steekproeven.

 

5.2.4    In geval van een beschikbaarheidbijdrage met een verleend bedrag onder de € 25.000 vindt verantwoording plaats door een door de procuratiehouder getekende activiteitenverantwoording.

 

5.2.5    In geval van een beschikbaarheidbijdrage met een verleend bedrag tussen de € 25.000 en € 125.000 vindt verantwoording plaats door een door de procuratiehouder getekende activiteitenverantwoording. De NZa controleert kosten steekproefsgewijs.

 

5.2.6    In geval van een beschikbaarheidbijdrage met een verleend bedrag van € 125.000 en hoger vindt de verantwoording plaats door een door de procuratiehouder getekende activiteitenverantwoording. De bijbehorende kosten worden door middel van een bestuursverklaring, al dan niet vergezeld van een accountantsproduct (artikel 5.2.7), gecontroleerd. Het model voor de bestuursverklaring is beschikbaar gesteld op het portaal van de NZa: http://aanvragen.nza.nl. Het accountantsprotocol is beschikbaar via de website van de NZa: http://www.nza.nl.
 

5.2.7    Een accountantsproduct voor de verantwoording over de kosten is nodig in geval de hoogte van de bijdrage is gebaseerd op daadwerkelijk gemaakte kosten of op de realisatie (pxq).

 

5.2.8    Indien een kostenverantwoording gelet op de in artikel 5.2.2  gestelde indeling wel is geïndiceerd, maar niet zinvol is (omdat de bijdrage wordt bepaald door normatieve bedragen en aantal fte’s) wordt de activiteitenverantwoording bij een verleend bedrag hoger dan
€ 125.000 voorzien van een accountantsproduct.

 

 

5.3      Kortingsbeleid bij geen of onvolledige gegevensaanlevering

 

5.3.1    De NZa kan bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage een kortingsbeleid hanteren als de zorgaanbieder geen of onvolledige gegevens verstrekt.

Kortingsbeleid schematisch:

1

5.3.2    Indien de zorgaanbieder binnen de door de NZa vastgestelde hersteltermijn zoals bedoeld in artikel 5.1.7 de aanvraag tot vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage alsnog en volledig indient is de reguliere procedure van afhandelen van de aanvraag tot vaststelling van toepassing.

 

5.3.3    Het kortingsbeleid is van toepassing indien de zorgaanbieder binnen de schriftelijk door de NZa aan de zorgaanbieder gestelde finale termijn van maximaal 2 weken de ontbrekende informatie alsnog volledig aanlevert. De NZa kan in dat geval een bedrag, zijnde 10% van de verleende beschikbaarheidbijdrage, in mindering brengen op het bedrag van de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage.

 

5.3.4    Indien de zorgaanbieder ook na de finale termijn niet overgaat tot (volledige) indiening van de aanvraag, kan de NZa de beschikbaarheidbijdrage op nihil vaststellen en alle reeds ontvangen voorschotten terugvorderen.

6. Voorwaarden & voorschriften

6.1       De beschikbaarheidbijdrage wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten en daarmee verband houdende kosten van de activiteiten waarvoor deze is verleend.

 

6.2       De zorgaanbieder draagt zorg voor een overzichtelijke administratie die een juist, volledig en actueel beeld geeft van de activiteiten waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is verleend.

 

6.3       De zorgaanbieder doet in de volgende gevallen zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de NZa:

a.         wanneer de zorgfunctie waarvoor de zorgaanbieder een beschikbaarheidbijdrage ontvangt gedurende het subsidiejaar                niet meer wordt uitgevoerd;

b.         in geval van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage;

c.         wanneer de verlening van de beschikbaarheidbijdrage onjuist was en de zorgaanbieder dit wist of behoorde te weten. Daarbij worden relevante stukken overlegd. Op basis van deze stukken wordt beoordeeld of de verlening (en bevoorschotting zie artikel 4.2.4 van onderhavige beleidsregel) van de beschikbaarheidbijdrage aanpassing behoeft.

 

6.4       De vaststelling kan worden ingetrokken of ten nadele van de zorgaanbieder worden gewijzigd op het moment dat de geldende voorwaarden en voorschriften niet zijn nageleefd.

 

6.5      Kortingsbeleid meldingsplicht

 

6.5.1    Indien de zorgaanbieder niet heeft voldaan aan de in artikel 6.3 neergelegde verplichting tot schriftelijke mededeling, wordt op het bedrag van de verstrekte subsidie in ieder geval een bedrag in mindering gebracht van:

a. 10% van het bedrag van de verstrekte beschikbaarheidbijdrage indien het bedrag van de verstrekte beschikbaarheidbijdrage met 50% of meer wordt verlaagd op grond van de omstandigheden waarvan de ontvanger ervan geen melding of geen tijdige melding heeft gedaan;

b. 7% van het bedrag van de verstrekte beschikbaarheidbijdrage indien het bedrag van de verstrekte beschikbaarheidbijdrage met 35% tot 50% wordt verlaagd op grond van de omstandigheden waarvan de ontvanger ervan geen melding of geen tijdige melding heeft gedaan;

c. 5% van het bedrag van de verstrekte beschikbaarheidbijdrage indien het bedrag van de verstrekte beschikbaarheidbijdrage met 25% tot 35% wordt verlaagd op grond van de omstandigheden waarvan de ontvanger ervan geen melding of geen tijdige melding heeft gedaan;

d. 3% van het bedrag van de verstrekte beschikbaarheidbijdrage indien het bedrag van de verstrekte beschikbaarheidbijdrage met 15% tot 25% wordt verlaagd op grond van de omstandigheden waarvan de ontvanger ervan geen melding of geen tijdige melding heeft gedaan.

7. Betalen

7.1       Uitbetalen

 

7.1.1    De NZa vermeldt op de beschikking op welke manier de betaling plaatsvindt: in voorschotten of in zijn geheel bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage.

 

7.1.2    De zorgaanbieder verzoekt het Zorginstituut om de beschikbaarheidbijdrage uit te betalen.

 

7.1.3    Indien uit de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage blijkt dat de zorgaanbieder nog recht heeft op een bedrag, kan hiertoe een verzoek tot uitbetaling gedaan worden bij het Zorginstituut.

 

7.2      Procedure

 

7.2.1    Bij het onder artikel 7.1.2 en 7.1.3 bedoelde verzoek voegt de zorgaanbieder een kopie van de verlenings- dan wel vaststellingsbeschikking van de NZa.

 

7.2.2    In geval de zorgaanbieder voor het eerst een verzoek tot uitbetaling van een beschikbaarheidbijdrage indient bij het Zorginstituut, dient gebruik gemaakt te worden van het formulier dat gepubliceerd is op de website van het Zorginstituut, genaamd “opgave bankrekening”. Bij dit formulier dient een uittreksel van de Kamer van Koophandel te worden gevoegd.

 

7.2.3    Bij wijziging van de procuratiehouder of van het bankrekeningnummer doet de zorgaanbieder hiervan mededeling aan het Zorginstituut. De ontvanger gebruikt hiervoor het formulier dat gepubliceerd staat op de website van het Zorginstituut, genaamd “opgave bankrekening”. Bij dit formulier dient ook een uittreksel van de Kamer van Koophandel te worden gevoegd.

 

7.2.4    Aan verzoeken tot uitbetaling die volledig (inclusief de vereiste formulieren), juist en voor de 8e van een maand worden ingediend bij het Zorginstituut wordt in beginsel nog diezelfde maand voldaan.

 

7.3       Terugbetalen

 

7.3.1    De NZa vermeldt op de beschikking of en zo ja welk bedrag onverschuldigd is betaald.

 

7.3.2    In geval er sprake is van onverschuldigde betaling, vordert de NZa dit bedrag terug van de zorgaanbieder.

 

7.3.3    De zorgaanbieder betaalt het door de NZa gevorderde bedrag in één keer en binnen 6 weken terug aan het Zorginstituut.

 

7.3.4    Indien de zorgaanbieder binnen de gestelde termijn van 6 weken niet terugbetaalt, zal een terugvorderingsprocedure gestart worden.
 

7.4      Procedure

 

7.4.1    Bij de onder artikel 7.3.3 bedoelde terugbetaling voegt de zorgaanbieder een kopie van de verlenings- dan wel vaststellingsbeschikking van de NZa.

8. Indexering

Bij de verlening van de beschikbaarheidbijdrage voorafgaand aan het subsidiejaar wordt rekening gehouden met de voorlopige indexen van het betreffende subsidiejaar. Bij de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage na afloop van het subsidiejaar wordt rekening gehouden met de definitieve indexen van het betreffende subsidiejaar.

9. Afbouwperiode

9.1       De NZa kan een afbouwregeling treffen ten behoeve van zorgaanbieders die drie of meer achtereenvolgende jaren voor dezelfde activiteiten een beschikbaarheidbijdrage hebben ontvangen maar die voor een aansluitende periode geen of minder aanspraak kunnen maken op een    beschikbaarheidbijdrage. Deze bepaling is alleen van toepassing indien sprake is van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten van de NZa ten aanzien van het beleid voor de betreffende beschikbaarheidbijdrage waardoor er geen of    minder aanspraak kan worden gemaakt op de betreffende beschikbaarheidbijdrage.

 

9.2       De afbouwregeling betreft een periode van maximaal drie jaar.

 

9.3       Voor wat betreft de bepaling van de hoogte van het bedrag en de   duur van de afbouwperiode houdt de NZa rekening met de volgende criteria:

a.         de aard van de activiteiten;

b.         de mate van ingrijpendheid van de beëindiging van de beschikbaarheidbijdrage;

c.         de aard van de beschikbaarheidbijdrage;

d.         eventuele verplichtingen jegens derden die de ontvanger redelijkerwijze aan mocht gaan.

 

9.4       De regeling vangt aan op het moment dat de NZa besluit om de bestaande subsidierelatie te beëindigen of te wijzigen als bedoeld in artikel 9.1.

10. Intrekking oude beleidsregel

Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de beleidsregel ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’, met kenmerk AL/BR-0026, ingetrokken.

11. Overgangsbepaling

De beleidsregel 'Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa', met kenmerk AL/BR-0026, blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel gold.

12. Inwerkingtreding en citeerregel

12.1     Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 september 2016.

 

12.2     Indien de Staatscourant waarin de mededeling als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de Wmg wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 augustus 2016, treedt de beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin de mededeling wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 september 2016.

 

12.3     Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Uniform kader beschikbaarheidbijdrage NZa’.

Toelichting

Algemeen

Voor het verstrekken van subsidies, zoals een beschikbaarheidbijdrage, gelden de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onderhavig  beleid, als ook de diverse beleidsregels die gelden ten aanzien van de beschikbaarheidbijdragen voor de verschillende zorgfuncties en de (medische) vervolgopleidingen (MVO), is dan ook gebaseerd op titel 4.2 van de Awb.

 

Het Uniform kader heeft tot doel om hetgeen dat voor elke zorgfunctie geldt betreffende het toekennen van een beschikbaarheidbijdrage, uniform vast te leggen. Dit zorgt naast uniformiteit ook voor meer transparantie.

 

Daarnaast bevatten de ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage op aanvraag’, de ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage Cure – ambtshalve’  en de ‘Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (Medische) vervolgopleidingen’ specifieke regels die aanvullend op het Uniform kader van toepassing zijn op de toekenning van de beschikbaarheidbijdrage voor de specifieke zorgfuncties en de vervolgopleidingen. Indien er gerechtvaardigde redenen zijn om af te wijken van het Uniform kader, wordt deze afwijking opgenomen in de specifieke beleidsregel.

 

De zorgaanbieder die een beschikbaarheidbijdrage aanvraagt en/of ontvangt, dient dan ook kennis te nemen van zowel de regels uit dit Uniform kader als ook van de op hem van toepassing zijnde specifieke beleidsregel(s).

 

Met de toepassing van het Uniform kader heeft het beleid voor de beschikbaarheidbijdragen zich kunnen ontwikkelen. Om nog meer aan te sluiten bij het doel van het Uniform kader, is een actualisatie doorgevoerd. De actualisatie van het Uniform kader heeft als doel het verder verminderen van de regeldruk, het in lijn brengen van het vastgelegde beleid met de reeds ontstane praktijk en om uitdrukkelijker aan te sluiten bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

De bepalingen uit dit Uniform kader zijn ook van toepassing op de ambtshalve verstrekking van beschikbaarheidbijdragen met uitzondering van de regels rondom de aanvraagprocedure.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 4, Verlening

 

Artikel 4.1, aanvraagprocedure

 

In het kader van het in te dienen activiteitenplan, interpreteren we het begrip ‘activiteit’ ruim. Dit kan betrekking hebben op concrete activiteiten die een instelling gaat uitvoeren, bijvoorbeeld trainingen bij OTO of het opleiden van medisch personeel bij de MVO. Maar ook het beschikbaar houden van een voorziening, functie of personeel kan een activiteit zijn, bijvoorbeeld bij het calamiteitenhospitaal of bij post mortem orgaanuitname.

 

Per zorgfunctie kunnen de aan te leveren gegevens anders zijn, maar de eis dat de aanvrager aangeeft wat hij gaat doen (activiteitenplan) en wat het kost (begroting) geldt voor alle beschikbaarheidbijdragen. Wij specificeren het activiteitenplan per zorgfunctie in de onderliggende beleidsregel en operationaliseren dit door het (huidige) aanvraagformulier beschikbaar te stellen.

 

Artikel 4.1.8,

Of er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 Awb, zal de NZa per individueel geval beoordelen. NZa zal toetsen of de gevolgen voor de instelling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

 

Artikel 4.2, bevoorschotting

 

Het is niet gebruikelijk om subsidies 100% te bevoorschotten. Dit is met name omdat bij de vaststelling getoetst wordt of er terecht een beschikbaarheidbijdrage is ontvangen en of de hoogte overeenkomt met de activiteiten die zijn uitgevoerd voor de bijdrage. In het geval dat bij verlening al 100% wordt bevoorschot, en de vaststelling lager uitvalt, moet er terugbetaald worden. Door het voorschot te baseren op de realisatie van de afgelopen jaren, wordt een deel van eventuele terugbetalingen voorkomen. Dit scheelt in administratieve lasten voor alle partijen.

 

De NZa past in beginsel een bevoorschottingsystematiek toe die plaatsvindt in 12 termijnen.

 

Artikel 5, vaststelling

Artikel 5.1, aanvraagprocedure

 

De vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage is onder meer bedoeld om na te gaan of de zorgaanbieder de activiteiten welke bij de verlening zijn opgegeven en waarvoor hij een bijdrage heeft gekregen heeft uitgevoerd. Het is in deze systematiek niet logisch om een beschikbaarheidbijdrage vast te stellen, zonder dat er verlening heeft plaatsgevonden.

 

Als de NZa constateert dat de aanvraag voor vaststelling niet compleet is dan krijgt de zorgaanbieder de tijd om zijn aanvraag aan te vullen. Volledige indiening van een aanvraag houdt in dat:

  • het aanvraagformulier volledig is ingevuld;
  • er ondertekening door een procuratiehouder heeft plaatsgevonden;
  • aan de eisen van verantwoording bij de betreffende zorgfunctie is voldaan.

 

Artikel 5.2, verantwoording

 

Voor de verantwoording  is aangesloten bij het Uniform Subsidie Kader (USK) en het Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) van de rijksoverheid.

 

Er wordt gewerkt met grensbedragen en zodoende wordt een driesplitsing gemaakt in de mate van verantwoording, afhankelijk van de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage. Het grensbedrag is het gehele bedrag per verleende zorgfunctie.

 

Naast het onderscheid in verantwoording dat gerelateerd is aan de hoogte van de grensbedragen is er nog een onderscheid in de verantwoording gemaakt, relevant voor de verantwoording van de MVO. De verantwoording bij de MVO gaat namelijk over het aantal fte’s en niet over kosten. Dit omdat de kosten al genormeerd zijn op basis van het aantal fte’s. De zorgaanbieder hoeft zich dus niet te verantwoorden over de bestede kosten, maar doet dit over het gerealiseerde aantal fte’s.

 

Bij alle beschikbaarheidbijdragen geldt dat de zorgaanbieder een activiteitenverantwoording moet leveren. De onderliggende beleidsregels bepalen hoe uitgebreid deze moet zijn.

 

Artikel 5.3, kortingsbeleid

 

Het kortingsbeleid is er op gericht om een volledige aanvraag tot vaststelling van een beschikbaarheidbijdrage te verkrijgen. Dit heeft tot doel dat de NZa kan beoordelen of de beschikbaarheidbijdrage op juiste gronden is verstrekt (dus of de activiteiten waarvoor de bijdrage is verleend ook zijn uitgevoerd).

 

Voordat de zorgaanbieder geconfronteerd wordt met een kortingsbeleid volgt eerst nog een hersteltermijn waaraan geen consequenties zijn verbonden in termen van korting. Als de zorgaanbieder binnen deze termijn de stukken alsnog volledig en juist aanlevert, dan past de NZa geen kortingsbeleid toe.

 

Als de zorgaanbieder dit echter niet doet, dan kan de NZa overgaan tot korten of zelfs nihil vaststelling. Ook hiervoor gebruikt de NZa verschillende fases. De NZa geeft de zorgaanbieder nog een termijn (de finale termijn) om alsnog een volledige en juiste aanvraag in te dienen. Als de zorgaanbieder dit binnen deze finale termijn alsnog doet, dan kan de NZa overgaan tot 10% korting op het verleende bedrag.

 

Als de zorgaanbieder ook na deze finale termijn niet (volledig) aanlevert, dan kan de NZa over gaan tot nihil vaststellen van de beschikbaarheidbijdrage. De zorgaanbieder moet vervolgens de geheel verkregen beschikbaarheidbijdrage terugbetalen.

 

Artikel 6.1 t/m 6.4, voorwaarden en voorschriften

 

Het doel van de voorwaarden en voorschriften is om ervoor te zorgen dat de beschikbaarheidbijdrage gebruikt wordt voor de daartoe van te voren vastgestelde activiteiten. De NZa moet dit ook kunnen verifiëren.

 

In het kader van de verplichting van het houden van een overzichtelijke administratie dient de zorgaanbieder deugdelijke bewijsstukken te bewaren van alle uitgaven die betrekking hebben op activiteiten waarvoor de beschikbaarheidbijdrage is verleend alsmede van alle inkomsten die betrekking hebben op de vaststelling van de beschikbaarheidbijdrage.

 

De meldingsplicht is bedoeld om niet pas bij de vaststelling geconfronteerd te worden met grote wijzigingen, die – waren ze bekend bij de verlening – invloed zouden hebben gehad op de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage. Dit is ook van belang omdat de zorgaanbieder dan bij vaststelling geconfronteerd wordt met een grote terugbetalingsverplichting. Het gaat hierbij niet om kleine wijzigingen, want die worden naar aanleiding van de aanvraag voor vaststelling gecorrigeerd. Bij grote wijzigingen moet gedacht worden aan faillissement, fusie of stopzetting van alle activiteiten waarvoor de zorgaanbieder een beschikbaarheidbijdrage ontvangt.

 

Op het moment dat de NZa een melding krijgt, gaat de NZa ook beoordelen of de bevoorschotting moet worden stilgezet of worden aangepast.
 

Artikel 6.5, meldingsplicht

 

Gelet op het belang van tijdige bijsturing in de verlening of bevoorschotting – ter voorkoming van terugbetaling – hanteert de NZa een kortingsbeleid in het geval de zorgaanbieder niet voldoet aan deze meldingsplicht. De NZa bepaalt aan de hand van de omvang van het effect op de hoogte van de beschikbaarheidbijdrage als het wel gemeld zou zijn – wat het kortingspercentage zal zijn. Dit is in artikel 6.5.1 nader gecategoriseerd, zodat duidelijk is welk percentage geldt in welke gevallen.

 

Artikel 7, betalen

 

Voor uitbetaling van de beschikbaarheidbijdrage stuurt de instelling een verzoek tot uitbetaling met een kopie van de beschikking naar het Zorginstituut. Alleen als er sprake is van een nieuwe subsidierelatie, een wijziging van de procuratiehouder of het bankrekeningnummer, meldt de zorgaanbieder dit bij het Zorginstituut door middel van het formulier ‘Opgave bankrekening’. Alleen originele en volledig ingevulde formulieren inclusief de inschrijving van de Kamer van Koophandel worden in behandeling genomen.

 

Artikel 9, afbouwregeling

 

In artikel 9 is onder andere opgenomen dat een afbouwregeling kan worden getroffen indien sprake is van veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten van de NZa ten aanzien van het beleid voor de betreffende beschikbaarheidbijdrage. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien de criteria om in aanmerking te komen voor een beschikbaarheidbijdrage worden gewijzigd waardoor instellingen die voorheen een beschikbaarheidbijdrage ontvingen, daar op grond van de nieuwe criteria niet voor in aanmerking komen of aanspraak kunnen maken op een lagere bijdrage dan voorheen.

 

Indien er een afbouwregeling voor een beschikbaarheidbijdrage dient plaats te vinden, toetst de NZa voor wat betreft de bepaling van de hoogte van het bedrag en de duur van de afbouwregeling aan de in artikel 9 genoemde criteria. Deze criteria worden hierna nader toegelicht.

 

a. De aard van de activiteiten

Het kan gaan om activiteiten die eenvoudig kunnen worden stopgezet, maar ook om activiteiten die een zekere looptijd kennen.

 

b. De mate van ingrijpendheid van de beëindiging van de beschikbaarheidbijdrage

Relevant is het aandeel van de bijdrage in de totale middelen van de ontvanger: hoe groter de afhankelijkheid, hoe langer de redelijke termijn zal duren.

 

c. De aard van de beschikbaarheidbijdrage

Naarmate het besluit tot beëindiging sterker ingrijpt in de financiële situatie van de ontvanger, bijvoorbeeld omdat er meer vaste lasten dan variabele lasten mee worden gedekt, zal de ontvanger meer tijd moeten worden gegund.

 

d. Eventuele verplichtingen jegens derden die de ontvanger redelijkerwijze aan mocht gaan

Rekening wordt gehouden met een zorgvuldige afwikkeling van dergelijke verplichtingen, bijvoorbeeld afvloeiing van het personeel, betaling van wachtgelden of langlopende verplichtingen ten aanzien van huisvesting.

Naar boven