Onderwerp: Bezoek-historie

In aanmerking te nemen tijdvakken voor de opening van het recht op uitkering (SB2150)
Geldigheid:24-03-2022 t/m 08-03-2023Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel


Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 883/2004 voorziet in het beginsel van de samentelling van tijdvakken. Dit beginsel beoogt te voorkomen dat personen nadeel ondervinden van migratie doordat aan hen in een lidstaat prestaties worden geweigerd vanwege een te korte duur van verzekering in die lidstaat. Artikel 6 schrijft in dat geval voor dat de betrokken lidstaat voor de opening van het recht op uitkering rekening moet houden met tijdvakken vervuld in andere lidstaten. Artikel 57, eerste lid, Verordening (EG) nr. 883/2004 staat het echter toe om een pensioen te weigeren als de totale duur van de bij het intreden van de verzekerde gebeurtenis in aanmerking te nemen tijdvakken: 

  • minder dan een jaar bedraagt, en
  • uitsluitend rekening houdend met deze tijdvakken geen recht op uitkering bestaat.

 

Op grond van artikel 7, eerste lid, onder b, AOW kan geen ouderdomspensioen worden toegekend als de totale duur van de AOW-verzekering minder dan een jaar bedraagt. In artikel 15, eerste lid, onder b, en artikel 27, lid 1, onder a, Anw is bepaald dat geen recht op een nabestaandenuitkering respectievelijk wezenuitkering bestaat als de overledene binnen een jaar na aanvang van zijn verzekering is overleden en de gezondheidstoestand bij de aanvang van de verzekering het overlijden redelijkerwijs moest doen verwachten.


Als Verordening (EG) nr. 883/2004, Verordening (EEG) nr. 1408/71 of Verordening nr. 3/58 van toepassing is geweest moet bij de toepassing van de bepalingen uit de AOW en Anw, rekening worden gehouden met artikel 57, eerste lid, Verordening (EG) nr. 883/2004 en dienovereenkomstige bepalingen in de eerdere verordeningen. De SVB hanteert hierbij het volgende beleid.

 

AOW

Artikel 57, eerste lid, Verordening (EG) nr. 883/2004 en artikel 48 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 staan niet in de weg aan de weigering van een ouderdomspensioen op grond van artikel 7, eerste lid, onder b, AOW wegens een totale verzekeringsduur van minder dan een jaar. Op grond van artikel 28, tweede lid, Verordening nr. 4/58 mogen echter alleen tijdvakken korter dan zes maanden leiden tot de weigering van een pensioen. Voor personen die voor 1 oktober 1972 in Nederland als migrerend werknemer verzekerd zijn geweest met toepassing van Verordening nr. 3/58 betekent dit het volgende. De SVB weigert hun ouderdomspensioen pas als de totale duur van de verzekering in Nederland minder dan zes maanden bedraagt. De SVB baseert dit beleid op jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU over de rechtszekerheid van migrerende werknemers (zie onder meer de arresten Belbouab en Chuck).

Ten aanzien van personen op wie een bilateraal verdrag inzake sociale zekerheid van toepassing is geweest voorafgaand aan het van toepassing worden van de hiervoor genoemde verordeningen, hanteert de SVB het volgende beleid. De SVB past artikel 57, eerste lid Verordening (EG) nr. 883/2004 niet toe als dit bilateraal verdrag een gunstigere bepaling bevat. In deze gevallen kan de SVB een ouderdomspensioen toekennen als de duur van de verzekering in Nederland minder dan een jaar bedraagt. De SVB baseert dit beleid op de Rönfeldt-jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU. 
In bijlage XI, Nederland, onder 2, sub a en b, Verordening (EG) nr. 883/2004 is vastgelegd dat in het AOW-pensioen bepaalde tijdvakken in aanmerking kunnen worden genomen zonder dat aan de voorwaarden van verzekering als bedoeld in artikel 7 AOW is voldaan. Dit betekent dat de SVB bij de toekenning van een pensioen dat op deze tijdvakken is gebaseerd, de minimale verzekeringsduur van een jaar op grond van artikel 7 AOW niet tegenwerpt. 

 

Anw

Als een Anw-verzekerde binnen een jaar na aanvang van de verzekering ingevolge de Anw overlijdt en de gezondheidstoestand bij aanvang van die verzekering het overlijden redelijkerwijs moest doen verwachten, weigert de SVB een uitkering met toepassing van artikel 15, eerste lid, onder b, en artikel 27, eerste lid, onder a, Anw.  Uit het arrest Malfitano volgt dat een uitkering in dat geval niet mag worden geweigerd als de overledene eerdere tijdvakken van verzekering in Nederland heeft vervuld.

Als een overledene op de dag van overlijden niet verzekerd is voor de Anw dient de SVB niettemin een nabestaanden- of wezenuitkering toe te kennen als de overledene op die dag verzekerd was in een andere lidstaat of onder de wetgeving van een andere lidstaat een nabestaanden- of wezenuitkering is verschuldigd. Dit volgt uit artikel 51, derde lid , Verordening (EG) nr. 883/2004. De SVB weigert echter in die situatie een nabestaanden- of wezenuitkering als de overledene:

  • uitsluitend in het jaar voorafgaande aan het overlijden tijdvakken van verzekering ingevolge de Anw heeft vervuld,
  • binnen een jaar na aanvang van de verzekering is overleden en
  • de gezondheidstoestand bij aanvang van die verzekering het overlijden redelijkerwijs moest doen verwachten. 

 

De weigering is in dat geval gebaseerd op artikel 15, eerste lid, onder b, en artikel 27, eerste lid, onder a, Anw alsmede artikel 57, eerste lid, Verordening (EG) nr. 883/2004. Ongeacht de lidstaat waar de overledene verzekerd is op het moment van overlijden, weigert de SVB een nabestaandenuitkering eveneens als het overlijden plaats heeft gevonden binnen een jaar na de datum van huwelijkssluiting en de gezondheidstoestand ten tijde van de huwelijkssluiting het overleden redelijkerwijs moest doen verwachten. Deze weigering baseert de SVB op artikel 15, eerste lid, onder a, Anw en artikel 57, eerste lid, Verordening (EG) nr. 883/2004. 
 

Grondslag

artikel 6 en artikel 51, lid 3 Vo. 883/2004

Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB maart 2022

Wet- en regelgeving

Naar boven