Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0412/GB, 8 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/412/GB

Betreft: [klager] datum: 8 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 20 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1959], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 februari 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 23 januari 1997 gedetineerd. Hij verbleef in diverse penitentiaire inrichtingen, waarvan sommige met een regime van beperkte gemeenschap. Op 7 mei 2002 is klager overgeplaatst naar de gevangenis De IJssel teKrimpen aan den IJssel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 15 jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 19 december 1997. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 januari 2007. Aansluitenddient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 3 dagen te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Norgerhaven als volgt toegelicht.
Klager wil graag naar Norgerhaven omdat hij de laatste jaren van zijn detentie rustig wil uitzitten. Klager heeft gehoord dat het er in Norgerhaven rustiger en gemoedelijker aan toegaat dan in De IJssel. In De IJssel zijn degedetineerden druk en in Norgerhaven kom je ook meer in de frisse lucht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is door de selectie advies commissie besproken. De commissie zag in de aangevoerde argumenten, het rustig willen uitzitten van de detentie en het hebben van meer frisse lucht, onvoldoende grond om tot overplaatsingover te gaan. Dit te meer daar klager eerst vanaf 7 mei 2002 in de gevangenis De IJssel verblijft. Sinds lange tijd wordt door de commissie als beleid gehanteerd dat een gedetineerde na 18 maanden verblijf in een gevangenis eenverzoek tot overplaatsing kan indienen zonder dat aan zo’n verzoek bijzondere omstandigheden ten grondslag moeten liggen. In de praktijk is gebleken dat veel gedetineerden na een periode van 18 maanden zijn uitgekeken op deinrichting van verblijf en dat zij behoefte hebben aan een nieuwe omgeving. Dat hier bij klager sprake van zou zijn, is niet gebleken en er wordt geen aanleiding gezien om klager nu reeds over te plaatsen naar een andere gevangenis.Ten tweede heeft in de besluitvorming het detentieverleden van klager meegewogen. Klager heeft eerder laten zien onvoldoende in staat te zijn in een regime tot een regelconforme aanpassing te kunnen komen. Zo is hij onder meer in degevangenis te Zutphen betrokken geweest bij handel in drugs. Voorts heeft hij meermalen in een regime van beperkte gemeenschap verbleven. Bij de beslissing om klager in Krimpen aan den IJssel te plaatsen is rekening gehouden metzijn wens om, vanwege het bezoek, in de omgeving van Rotterdam geplaatst te worden. Gezien het detentieverloop tot aan zijn plaatsing in de gevangenis De IJssel lijkt het niet verstandig klager reeds nu al weer in eendetentieomgeving te plaatsen welke ‘ruimer’ van opzet is dan die in De IJssel waar klager tot een goede aanpassing komt. Een detentieomgeving waarin klager, die recentelijk heeft gescoord op het gebruik van harddrugs, meer structuuren toezicht kan worden geboden dan in de gevangenis te Veenhuizen lijkt gewenst. Indien de detentie van klager zich positief blijft ontwikkelen, is niet uitgesloten dat klager op termijn alsnog voor overplaatsing in aanmerking kankomen.

4. De beoordeling
Klager is tijdens zijn huidige detentie in verband met zijn gedrag vele malen overgeplaatst en heeft ook meerdere keren in een regime van beperkte gemeenschap verbleven. Sinds 7 mei 2002 verblijft klager in de gevangenis De IJsselin een regime van algehele gemeenschap, waar zijn gedrag door het detentieberaad als ‘uitstekend’ wordt beschreven. De beroepscommissie is van oordeel dat, nu klager recentelijk bij een urinecontrole positief is bevonden op hetgebruik van harddrugs, en hij geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om zijn verzoek te honoreren, de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd ismet de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. vanGemert, secretaris, op 8 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven