Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0461/GB, 20 mei 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/461/GB

Betreft: [klager] datum: 20 mei 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.Willemsen, namens

[...], geboren op [1972], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 februari 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Nieuw Vosseveld te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 4 december 2001 gedetineerd. Hij verbleef sedert 11 februari 2002 in het huis van bewaring Arnhem-Zuid te Arnhem. Op 25 maart 2003 is hij geplaatst in de gevangenis Nieuw Vosseveld, waar een regime vanalgehele gemeenschap geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 42 maanden en 15 dagen met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 9 oktober 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 april 2004.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
De reden voor de selectie voor een gesloten inrichting is het feit dat, naast een positieve urinecontrole, sprake is van twee openstaande zaken. De ene zaak heeft op 14 januari j.l. voor de politierechter te Groningen gediend enklager is daarbij voor diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld, aangezien klager dit feit ontkent. Het hoger beroep wordt half augustus a.s. behandeld. Het kan niet zozijn dat klager voor selectie gedwongen wordt dit hoger beroep in te trekken. De andere zaak betreft een verkeersovertreding die door de kantonrechter te Nijmegen is aangehouden, omdat klager, wegens het ontbreken van cellen in hetkantongerecht, niet kan worden gehoord. Het is aan het openbaar ministerie om een mogelijkheid te vinden om de zaak voort te zetten waarbij klager in de gelegenheid is de zaak bij te wonen. Het mag niet zo zijn dat klager, zolangdit niet is gelukt, niet in een beperkt beveiligde inrichting kan worden geplaatst.
Het advies van het h.v.b. Arnhem-Zuid was positief ten aanzien van klagers plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting.
Bovendien is klagers hoogbejaarde moeder niet in staat om naar Vught af te reizen. Een verklaring van de huisarts is nagestuurd.
Klager heeft in het h.v.b. Arnhem-Zuid zo nu en dan wel geblowd, maar als hij naar een beperkt beveiligde inrichting overgeplaatst kan worden stopt hij hiermee. Hij is in de gevangenis Nieuw Vosseveld al gestopt met blowen; deinkomstenurinecontrole was nog positief, maar de overige urinecontroles zijn allemaal goed. Hij zit nu op een onderwijsafdeling en wil een lasdiploma halen.
Aanvullend is aangevoerd dat klager het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter heeft ingetrokken. De andere zaak wordt op 4 juni 2003 behandeld bij de kantonrechter te Arnhem.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft twee openstaande zaken en dat is een contra-indicatie voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Daarbij komt dat klager softdrugs heeft gebruikt en dat hij door de detentie heen meerdere malen rapporten heeftgekregen die drugsgerelateerd zijn.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Nieuw Vosseveld is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen van 2 juni 1999, nummer 726428/98/DJI, bepaalt in artikel 2, tweede lid, dat het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen een contra-indicatie vormt voor een(over)plaatsing in het kader van de detentiefasering en de toekenning van verlof of strafonderbreking. In het door de Minister vastgestelde drugsontmoedigingsbeleid zijn nadere indicaties opgenomen voor onder meer de toeleiding naareen beperkt beveiligde inrichting. In het licht hiervan levert de uitslag van de in december 2002 bij klager gehouden urinecontrole een contra-indicatie op voor overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting voor een periodevan drie maanden.

4.3. Op grond van artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naastzelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over eenaanvaardbaar verlofadres.
Het derde lid bepaalt dat voor voornoemde plaatsing onder meer niet in aanmerking komen gedetineerden ten aanzien van wie de einddatum van de detentie nog niet vaststaat.
In de Memorie van Toelichting op dit artikel wordt opgemerkt dat openstaande zaken (vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen) hieronder vallen. Het betreft doorgaans niet-onherroepelijke vonnissen. Indien uit inlichtingenvan het Openbaar Ministerie blijkt dat een dergelijke openstaande zaak na de datum van ontslag uit detentie afgehandeld zal worden, dan kan de betrokken gedetineerde, met inachtneming van de overige criteria die genoemd zijn inartikel 3, in aanmerking komen voor een plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. De selectiefunctionaris beslist uiteindelijk over de plaatsing.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is, gelet op het vorenoverwogene en nu klager voldoet aan de voor de onder 4.1 genoemde inrichting geldende criteria, niet in strijd metde wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt hierbij op dat uit de inlichtingen van klager blijkt dat op 4 juni 2003 een van dezaken door het kantongerecht te Arnhem zal worden behandeld, hetgeen invloed kan hebben op klagers einddatum.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden van zijn moeder is, nu een duidelijke medische contra-indicatie van de huisarts ontbreekt en vervoer per taxi mogelijk lijkt, onvoldoende zwaarwegend om tot een anderoordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 mei 2003

secretaris voorzitter

Naar boven