Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2648/GA en 02/2687/GA, 24 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2648/GA en 02/2687/GA

betreft: [klager] datum: 24 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van:

een op 17 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis,
gericht tegen een uitspraak d.d. 3 december 2003 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,

en van:

een op 19 december 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [...] voornoemd,
gericht tegen de hoogte van de van hiervoor genoemde uitspraak deel uitmakende beslissing dat aan klaagster een financiële tegemoetkoming wordt toegekend.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2003, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. T. van der Groot, en mevrouw [...], unit-directeur bij de locatie Nieuwegein.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het optreden van de transportgeleiders van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) bij gelegenheid van een bezoek aan een arts.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en daarbij bepaald dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 15,-, uit te keren in geld of in de vorm van eentelefoonkaart met een saldo van € 15,-

2. De standpunten van de directeur en klaagster
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur acht zich niet verantwoordelijk voor de wijze waarop de medewerkers van de DV&O hun taak uitvoeren. De directeur kan alleen maar advies geven aan de DV&O met betrekking tot de beveiliging tijdens het vervoer. Indien diemedewerkers van de DV&O andere instructies krijgen van hun directe leiding, heeft de directeur daar geen invloed op. Het betreffende vervoer van klaagster naar de specialist is zogenaamd inrichtingsvervoer. De inrichting laat allevervoer, ook het inrichtingsvervoer, in beginsel door de DV&O verzorgen. Alleen in acute gevallen of als er op via de DV&O geen transport geregeld kan worden, zorgt de inrichting zelf voor het vervoer. De directeur leidt uit detekst van de vervoersinstructie niet af dat zij verantwoordelijk is voor fouten of verkeerd gedrag van de transportbegeleiders. De beklagcommissie had klaagster daarom, nu het beklag niet ziet op een beslissing van de directeur alsbedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, niet-ontvankelijk moeten verklaren. De inrichting, waar vrouwelijke gedetineerden verblijven, heeft algemene afspraken met de DV&O. Indien de inrichting zelf voor vervoer zorgt is eroverigens altijd een penitentiair inrichtingswerkster bij het vervoer aanwezig.

Door en namens klaagster is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klaagster werd voor een medisch onderzoek naar een dermatoloog gebracht. Voor dat onderzoek diende klaagster haarbovenlichaam te ontbloten. De arts heeft tegen de in de onderzoekskamer aanwezige medewerkers van de DV&O gezegd dat zij tijdelijk de andere kant op moesten kijken. Dat hielp echter niet omdat die medewerkers toen via een spiegelzicht hielden op klaagster. Klaagster heeft voorafgaand aan het feitelijke onderzoek gevraagd waarom de medewerkers van de DV&O meegingen naar de behandelkamer en of dat noodzakelijk was. Klaagster heeft op die vraag geen antwoordgekregen. Als klaagster geweten had dat mannelijke medewerkers van de DV&O aanwezig zouden zijn in de behandelkamer van de dermatoloog, was zij niet meegegaan met het transport. De directeur heeft toestemming gegeven voor transport.In de vervoersaanvraag kunnen door of namens de directeur nadere instructies voor de begeleiding worden gegeven. De directeur draagt zorg voor het vervoer en de behandeling van de gedetineerden bij inrichtingsvervoer. Daarom isklaagster ontvankelijk. Klaagster kan niet klagen bij de DV&O. De beslissing van de beklagcommissie op het beklag is daarom juist. Ten aanzien van de tegemoetkoming merkt klaagster nog op dat een bedrag van € 15,- geen recht doetaan de ernst van de door haar ondervonden vernedering. Er zou daarom een hoger bedrag moeten worden toegekend.

3. De beoordeling
Het transport van klaagster naar en van de dermatoloog betreft zogenaamd DJI-inrichtingsvervoer. De minister van justitie heeft in zijn brief van [23 december 2000, kenmerk 5067682/00/DJI] met betrekking tot het onderwerp'Verantwoordelijkheden tijdens het transport van gedetineerden' over dat DJI-inrichtingsvervoer het navolgende opgemerkt. "Vanuit de medische- en sociale verantwoordelijkheid ten opzicht van de gedetineerden is de directeur naarmijn mening verantwoordelijk voor de wijze waarop het inrichtingsvervoer wordt uitgevoerd. Hiertoe kan de directeur de 'eigen' executieve medewerkers opdragen de transporten uit te voeren, dan wel deze te doen uitvoeren door deDV&O. Hiertoe kan hij bevoegdheden overdragen of aanwijzingen geven aan de ambtenaren en medewerkers belast met het transport. Dergelijke aanwijzingen zijn gebaseerd op de verantwoordelijkheid van de directeur voor detenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende sanctie. Daar waar de bevoegdheid van de directeur is afgeleid, draagt de directeur ook de verantwoordelijkheid voor de wijze van uitvoering van de opdrachten". Gelet op het bovenstaandekan hetgeen in beroep is aangevoerd - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal derhalveongegrond worden verklaard.

Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat aan klaagster een financiële tegemoetkoming dient te worden toegekend. De hoogte van die tegemoetkoming zoals vastgesteld door de beklagcommissie, acht deberoepscommissie te laag en mitsdien onjuist. Klaagster heeft moeten lijden onder een inbreuk op haar recht op privacy bij een bezoek aan een arts. De aard van die inbreuk rechtvaardigt naar het oordeel een tegemoetkoming tenbedrage van € 30,-. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagscommissie in zoverre vernietigen en bepalen dat klaagster een tegemoetkoming van hiervoor genoemde hoogte toekomt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep van klager tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 30,- (dertigeuro).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof. mr. C. Kelk en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven