Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2134/GB, 18 februari 2003, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/2134/GB

Betreft: [klager] datum: 18 februari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1950], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 september 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft -zo verstaat de beroepscommissie het verzoek- klagers verzoek tot overplaatsing naar een half open inrichting (H.O.I.) afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 30 januari 2002 gedetineerd. Op deze datum is hij -als preventief gehechte- geplaatst in de locatie De Schie te Rotterdam.

2.2. Klager ondergaat thans een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 30 januari 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 14 juli 2007.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Bij brief van 27 december 2001 van het Landelijk Coördinatiepunt Arrestatiebevelen is aan klager de zelfmeldstatus toegekend, met de mogelijkheid, indien hij hierop tijdig zou reageren, zijn gevangenisstraf in een H.O.I. teondergaan. Klager heeft tijdig gereageerd. Begin januari 2002 is hij ten onrechte opgepakt en heeft hij enige tijd in het huis van bewaring gezeten. De officier van justitie heeft die zaak geseponeerd. Klager wil dat zijn status alszelfmelder weer herleeft opdat hij zijn straf in een H.O.I. kan uitzitten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Omdat klager als verdachte van het plegen van een nieuw strafbaar feit preventief gehecht werd, werd hiermee de zelfmeldprocedure voor zijn eerdere veroordeling beëindigd. Na beëindiging van de preventieve hechtenis nam vervolgens,zoals is voorgeschreven, de tenuitvoerlegging van de straf opgelegd bij eerder arrest een aanvang (in een gesloten inrichting).

4. De beoordeling
4.1. Blijkens meergenoemde brief van het Landelijk Coördinatiepunt Arrestatiebevelen kwam klager in aanmerking voor de zogenaamde zelfmeldprocedure. Dit heeft tot gevolg dat klager de mogelijkheid werd geboden om de opgelegdegevangenisstraffen te ondergaan in een H.O.I.. De mogelijkheid hiertoe wordt, eveneens blijkens deze brief, ingetrokken wanneer een gedetineerde op verdenking van het plegen van een delict wordt aangehouden. In een dergelijkesituatie zal een straf direct worden geëxecuteerd.

4.2. Uit de stukken is gebleken dat klager op verdenking van het plegen van een delict is aangehouden en in verzekering gesteld. Met genoemde aanhouding is de hem eerder geboden mogelijkheid zijn eerder opgelegde gevangenisstrafin een H.O.I. te ondergaan in beginsel komen te vervallen. Voor het nieuwe delict is hij echter niet preventief gehecht. De zaak is door de officier van justitie geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, kan naar het oordeel van de beroepscommissie -al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien- niet in stand blijven. Hiertoewordt overwogen dat klager weliswaar op verdenking van het plegen van een strafbaar feit is aangehouden, maar dat –nu klager niet in voorlopige hechtenis is gesteld en de officier van justitie de zaak heeft geseponeerd wegens gebrekaan bewijs- daaraan niet de consequentie kan worden verbonden, dat klager niet meer in aanmerking kan komen voor plaatsing in een H.O.I..
Daarbij komt dat de selectiefunctionaris geen, althans onvoldoende, rekening heeft gehouden met het belang van klager om zijn gezin te ondersteunen.
Het beroep zal mitsdien gegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 18 februari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven