Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0436/GB, 20 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 17/436/GB

Betreft: [Klager] datum: 20 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 februari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 oktober 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Op 24 november 2016 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist de aanstichter te zijn van de vechtpartij die op 17 november 2016 zou hebben plaatsgevonden en die als reden voor zijn overplaatsing wordt gebruikt. De verklaring van een medegedetineerde waaruit zijn betrokkenheid zou blijken, is niet
betrouwbaar. In tegenstelling tot deze medegedetineerde heeft klager aangifte van zware mishandeling gedaan. Het feit dat de medegedetineerde geen aangifte heeft gedaan, wijst erop dat hij de aanstichter van de vechtpartij is geweest.
Voorts dreigt klager in Lelystad het contact met zijn familie te verliezen, nu zijn moeder niet in staat is lange afstanden te reizen. Nu klager geen bezoek kan ontvangen, is sprake van een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Namens klager wordt om een financiële tegemoetkoming verzocht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem heeft op 17 november 2016 een vechtpartij tussen klager en een medegedetineerde plaatsgevonden, waarvan klager de aanstichter is. Een inrichtingsmedewerker heeft dit waargenomen en
de
betreffende medegedetineerde heeft dit verklaard. Het feit dat klager bij de vechtpartij letsel heeft opgelopen en van mishandeling aangifte heeft gedaan, maakt dit niet anders. Daarenboven heeft op 16 november 2016, een dag voor het voornoemde
incident, reeds een vechtpartij tussen klager en de betreffende medegedetineerde plaatsgevonden.
Vanwege het incident van 17 november 2016 en de vechtpartij van een dag eerder is een voorzetting van klagers verblijf in de locatie Esserheem niet mogelijk. De orde en veiligheid binnen de inrichting en klagers veiligheid lopen gevaar. Daarenboven zou
klager aan zijn casemanager te kennen hebben gegeven dat hij een langer verblijf niet wenselijk zou achten, daar hij vreesde opnieuw te zullen worden aangepakt.
De door klager in beroep aangevoerde bezoekproblematiek is niet onderbouwd. Uit de stukken blijkt niet waar klagers familie woont. De reistijd van klagers huisadres naar de p.i. Lelystad is korter dan die naar de locatie Esserheem.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager heeft zich, blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem, schuldig gemaakt aan twee vechtpartijen met dezelfde medegedetineerde in de locatie Esserheem, respectievelijk op 16 november 2016 en op 17 november 2016.
Bij het incident van 17 november 2016 heeft zowel de betreffende medegedetineerde als een inrichtingsmedewerker die van de vechtpartij getuige was, klager als agressor aangewezen. De directeur van de locatie Esserheem heeft de selectiefunctionaris
verzocht klager naar een andere inrichting over te plaatsen, daar de orde, rust en veiligheid binnen de locatie Esserheem door de incidenten van 16 november 2016 en 17 november 2016 zijn verstoord en de directeur klagers veiligheid niet langer kan
garanderen.

4.4. De beroepscommissie acht op basis van de stukken in het dossier voldoende aannemelijk dat klager als agressor van het incident van 17 november 2016 kan worden aangemerkt. Daargelaten wat klagers rol bij het incident van 16 november 2016 is
geweest, hebben de hierboven genoemde vechtpartijen de orde, rust en veiligheid binnen de locatie Esserheem dusdanig verstoord dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager naar de gevangenis van de p.i. Lelystad over te
plaatsen.

4.5. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu hij dit onvoldoende heeft onderbouwd. Klager heeft niet toegelicht waar zijn familie – onder wie zijn moeder – woont en op welke gronden zij
niet in staat zou zijn de afstand naar Lelystad af te leggen. Van een schending van artikel 8 van het EVRM is bij de huidige stand van zaken geen sprake.

4.6. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 20 april 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven