Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3795/STA, 14 november 2016, schorsing
Uitspraakdatum:14-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/3795/STA

Betreft : [verzoeker] datum: 14 november 2016

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. T. Urbanus, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 8 november 2016, inhoudende het
toepassen van een dwangbehandeling als bedoeld in artikel 16b, onder b, Bvt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 november 2016, van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 11 en 14 november 2016, alsmede van de mededeling van de raadsvrouw dat zij een nadere
toelichting zal toesturen, welke nadere toelichting op 14 november 2016 op het secretariaat van de Raad is ontvangen.

1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt - verkort en zakelijk weergegeven - toegelicht.
Verwezen wordt naar RSJ 31 oktober 2016, 16/2220/TA waarbij verzoekers beroep tegen een eerdere beslissing tot toepassing van een b-dwangbehandeling gegrond is verklaard. De inrichting heeft wederom onvoldoende aangetoond dat er op dit moment een
acuut
gevaar dreigt binnen de inrichting waardoor de b-dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk is. Verzoeker vertoont slechts enkele psychotische symptomen. Op de afdeling is nog geen agressief gedrag waargenomen. Uit de uitspraak van de beroepscommissie
blijkt dat het vertonen van psychotisch gedrag, het voor personeel oninschatbaar zijn, alsmede het feit dat verzoeker het indexdelict in een psychose heeft gepleegd onvoldoende zijn om te concluderen dat sprake is van acuut gevaar. De inrichting heeft
onvoldoende gemotiveerd waarom dit gevaar voor een periode van een half jaar zou bestaan.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.
De inrichting heeft na de uitspraak RSJ 31 oktober 2016, 16/2220/TA de lopende b-dwangbehandeling direct beëindigd. Daarna heeft uitvoerig overleg plaatsgevonden, waarin de behandelaars hebben aangegeven dat het immer noodzakelijk is dat verzoeker zijn
depot krijgt toegediend ter voorkoming van onmiddellijk (dreigend) of acuut gevaar binnen de inrichting. Uiteindelijk is de inrichting tot de conclusie gekomen dat er opnieuw besloten moet worden tot b-dwangbehandeling omdat er een groot risico is op
een fysiek gewelddadig incident op korte termijn binnen de inrichting als verzoeker geen adequate anti-psychotische medicatie ontvangt. Momenteel verslechtert het beeld al enigszins. Dit blijkt ook uit bijgevoegde maatregel afdelingsarrest die op 7
november 2016 is opgelegd. De inrichting verwacht een snelle decompensatie als de behandeling met depotmedicatie niet wordt voortgezet. De gebreken van de eerste beslissing tot b-dwangbehandeling zijn hersteld. De inrichting heeft het verp1eeg- en
behandelplan aangepast aan de nieuwe situatie. Tevens is er een nieuwe verklaring noodzakelijkheid b-dwangbehande1ing opgesteld, waarmee het verp1eeg- en behandelplan kon worden vastgesteld. De inrichting heeft de nieuwe beslissing tot
b-dwangbehandeling op de juiste gronden is genomen en die beslissing voldoet aan alle procedurele vereisten uit de wet.

Desgevraagd is op 14 november 2016 door de juridisch medewerker meegedeeld dat geen ondertekend exemplaar van de verklaring noodzakelijkheid b-dwangbehandeling van 7 november 2016 kan worden overgelegd in verband met afwezigheid van de
betreffende psychiater en ziekte van de aios. Overgelegd is een uitdraai van de scan die in het (elektronisch) dossier is opgenomen. Als het origineel ondertekend was, had een scan daarvan (met handtekening) opgenomen moeten zijn in het dossier.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot het toepassen van een b-dwangbehandeling in strijd is met de wet of zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de
inrichting.
Dienaangaande overweegt de voorzitter als volgt.

Op grond van artikel 16b, onder b, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenaamde b-dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts, die doorgaans de behandelend psychiater zal zijn, volstrekt noodzakelijk
is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden.

De door de inrichting overgelegde ‘verklaring noodzakelijkheid b-dwangbehandeling’ is niet ondertekend. Op de vraag aan de inrichting of een ondertekende verklaring kan worden overgelegd, is geantwoord dat als de originele verklaring
ondertekend
was een scan daarvan (met handtekening) opgenomen had moeten zijn in verzoekers dossier maar dat dit niet het geval is.

Gelet op de ingrijpendheid van de dwangbehandeling moet mede uit oogpunt van rechtsbescherming groot belang worden gehecht aan een zorgvuldige voorbereiding en tenuitvoerlegging van de dwangbehandeling. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is
er
sprake is van een gebrek bij de totstandkoming van de beslissing en is dit gebrek zo ernstig dat dit een schorsing van de bestreden beslissing rechtvaardigt.
De tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting zal derhalve worden geschorst, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven