Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2315/TR, 4 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2315/TR

betreft: [klager] datum: 4 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 11 april 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad zijn klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van
Veiligheid en Justitie, gehoord. Klager heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de machtiging tot het verlenen van transmuraal verlof ingetrokken.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 17 oktober 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden , met aftrek, en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verblijft sinds 19
februari 2009 in FPC De Kijvelanden. Vanaf 16 september 2015 is door de Staatssecretaris machtiging verleend tot transmuraal verlof. Klager is geplaatst in de extramurale voorziening De Gaarshof. Op 5 april 2016 heeft FPC De Kijvelanden een melding
bijzonder voorval gedaan aan de Staatssecretaris, inhoudende dat klager een afspraak niet was nagekomen en onvindbaar was. Op 7 april 2016 volgde een melding dat klager weer terug in de inrichting was. De Staatssecretaris heeft per brief van 11 april
2016 aan het hoofd van de inrichting medegedeeld dat de machtiging van rechtswege is komen te vervallen in verband met ongeoorloofde afwezigheid van klager voor meer dan vierentwintig uur. Het beroep is hiertegen gericht.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing van 11 april 2016 is pas op 5 juli 2016 aan klager uitgereikt, ondanks eerdere verzoeken. De inrichting heeft aan de Staatssecretaris feitelijk onjuiste informatie verstrekt. Op 5 april
2016 is klager na een gesprek in de ochtend met de groepsleider naar het dorp geweest en ’s avonds teruggekeerd naar zijn kamer in De Gaarshof en heeft daar ook geslapen. De nachtdienst heeft klager gezien. Overdag had klager telefonisch contact met
een
begeleidster van De Kijvelanden, die hem niet heeft gezegd dat hij terug moest keren naar De Gaarshof. Klager verbleef op 6 april 2016 tot ongeveer 11.00 uur ’s ochtends in De Gaarshof. Hij heeft die ochtend zijn kleren gewassen en gedoucht, en sprak
en rookte met een medebewoner. Het personeel van de eet- en werkzaal moet hem die ochtend hebben gezien. Rond 11.00 uur is hij vertrokken en die avond niet teruggekeerd.
In De Gaarshof werd van de bewoners niet verlangd dat zij ’s avonds terugkeerden naar de inrichting. Klager is eerder met een medebewoner uit geweest naar het dorp en pas de volgende ochtend teruggekeerd. Dat was geen enkel probleem. Zij werden door de
nachtdienst hier niet op aangesproken. Dit roept de vraag op of er in De Gaarshof überhaupt sprake kan zijn van ongeoorloofde afwezigheid. Op 6 april 2016 is klager niet gebeld door de inrichting. Op 7 april 2016 heeft klager eigener beweging gebeld
naar De Kijvelanden om te melden dat hij terug zou keren. Dat heeft hij die dag ook gedaan om 16.00 uur.
Klager stelt dat hij niet voor meer dan 24 uur ongeoorloofd afwezig is geweest, omdat de bewoners in De Gaarshof niet verplicht waren binnen 24 uur na vertrek terug te keren naar de inrichting. Klager heeft één voorwaarde van het transmuraal verlof
geschonden, doordat hij alcohol heeft gedronken. Klager meent dat de beslissing om hem gedurende een geheel jaar geen verlofmachtiging te verstrekken disproportioneel is. Klager is verslaafd aan alcohol en kreeg, ondanks zijn verzoek, geen
zuchtremmende
medicatie uitgereikt. In tegenstelling tot De Kijvelanden werd in De Gaarshof het gebruik van alcohol gedoogd. Door zowel staf als bewoners werd daadwerkelijk (veel) alcohol gebruikt. Hierdoor ondervond hij steeds meer last van zijn zucht naar
alcohol.
Klager heeft dat veelvuldig bij zijn begeleidster aangekaart en is daarom op eigen initiatief voor een time-out tussen 25 en 20 maart 2016 teruggekeerd naar De Kijvelanden. Afgesproken werd dat klager op verzoek zuchtremmende medicatie kon innemen.
Deze
afspraak is niet gestand gedaan. Toen klager om medicatie vroeg is hem dat geweigerd.
Er is geen zorgvuldige belangenafweging gemaakt, doordat geen rekening is gehouden met een aantal verzachtende omstandigheden. Hij heeft weliswaar alcohol gedronken, maar ook - tevergeefs - om hulp bij zijn behandelaars gevraagd. Klager heeft op 5, 6
en
7 april geen strafbare feiten gepleegd en zich niet verstopt voor zijn begeleiders. Verder stond klager onder grote druk om snel te resocialiseren. Hij heeft hiervan veel stress gekregen.
Klager meent dat hij wel in zijn beroep kan worden ontvangen, omdat hij minder dan vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is geweest; zijns inziens is dat vijf uur. De intrekking van de machtiging voor een jaar is disproportioneel. Klager verwijst naar
het contract dat is opgesteld voor zijn medicatie. Ondanks de gemaakte afspraken is hem geen medicatie verstrekt. Tijdens een zorgconferentie is gesproken hoe het nu verder moet met klager. Klager meent dat hij na de evaluatie over een half jaar in
aanmerking zou moeten komen voor overplaatsing en het wederom opstarten van een transmuraal verloftraject.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. De bestreden beslissing is op goede gronden genomen. Klager is op 5 april 2016 niet verschenen op een afspraak om 13.00 uur met de reclassering op het terrein van De
Gaarshof. Klager was de avond daarvoor voor het laatst gezien. Zijn telefoon stond uit, waardoor het niet mogelijk was contact met hem te krijgen. Omdat hij onvindbaar bleek is een melding bijzonder voorval gedaan aan het ministerie. De rest van die
dag en de dagen erna is klager niet gezien door het personeel van De Gaarshof. Dat klager in de ochtend van 6 april 2016 in de inrichting is geweest is niet bekend en onwaarschijnlijk. Klager heeft enkele uren nadat was geconstateerd dat hij
ongeoorloofd afwezig was contact opgenomen met een extramurale medewerker van de inrichting. Hij vertelde dat hij alcohol had gedronken en op weg was naar het station om terug te keren. Hij verscheen echter niet. Daarna heeft hij nog een aantal malen
contact opgenomen met verschillende medewerkers, maar wilde niet aangeven waar hij was. Uiteindelijk is hij op 7 april 2016 rond 17.00 uur door kennissen teruggebracht naar de inrichting. Hij was onder invloed van alcohol. Hij wilde geen openheid geven
over waar hij was geweest, wanneer en met wie. Hoewel De Gaarshof een open instelling is en de bewoners de vrijheid hebben om zich over en buiten het terrein te begeven, is voor alle patiënten duidelijk dat een overnachting buiten de instelling niet is
toegestaan. Ook klager is op de hoogte van deze verlofvoorwaarde. Klager is in ieder geval vanaf 5 april 2016 om 13.00 uur tot 7 april 2016 omstreeks 17.00 uur en dus meer dan 24 uur ongeoorloofd afwezig geweest. Klager heeft in de telefonische
contacten met medewerkers van de inrichting niet aangegeven dat hij van 5 op 6 april 2016 zich in De Gaarshof bevond of heeft bevonden. Ongeoorloofde afwezigheid van meer dan 24 uur impliceert dat de verlofmachtiging van rechtswege komt te vervallen.
Klager kan daarom niet in zijn beroep worden ontvangen. Een consequentie van de ongeoorloofde afwezigheid is ook dat gedurende tenminste één jaar geen nieuwe machtiging wordt verleend, tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich hiertegen
verzetten. Van een beslissing van de Staatssecretaris is daarom geen sprake. Ook wat betreft dit onderdeel kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen.
Als klager meent dat de machtiging binnen een jaar moet worden hervat kan hij een gemotiveerd verzoek hiertoe indienen. Voor de beoordeling van het beroep is dit niet relevant. De Staatssecretaris verwijst naar een overleg op 4 mei 2016 en een verslag
van een zorgconferentie van 25 juni 2016 waaruit blijkt dat klager al veel eerder op de hoogte was van het feit dat zijn verlofmachtiging is komen te vervallen en wat daarvan de consequenties zijn. Het beroep is derhalve buiten de beroepstermijn
ingediend.
De voorwaarde dat overnachten buiten De Gaarshof niet is toegestaan staat nergens expliciet vermeld, maar maakt impliciet onderdeel uit van het verlofplan. In het verlofplan van klager staat niet dat het klager is toegestaan buiten de inrichting te
overnachten.

4. De beoordeling
Op grond van artikel 69, eerste lid, aanhef en onder c, van de Bvt kan een ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde beroep instellen tegen de intrekking van de machtiging door de Minister van veiligheid en justitie. Op grond van het vierde lid
van dit artikel, in verbinding met artikel 58, vijfde lid, van de Bvt moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Een na
afloop van deze termijn ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.
De beroepscommissie stelt vast dat op 6 juli 2016 het beroep van klager op het secretariaat van de Raad is ontvangen en dat dit beroep zich richt tegen de beslissing van de Staatssecretaris van 11 april 2016. Het beroep is derhalve buiten voornoemde
termijn ingediend. De bestreden beslissing is echter gericht aan het hoofd van de inrichting en niet aan klager. Klager heeft voorts onbestreden gesteld dat hij meermalen tevergeefs heeft gevraagd om de beslissing. Tegen deze achtergrond is de
beroepscommissie van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Klager kan daarom worden ontvangen in zijn beroep.

Op grond van artikel 53, tweede lid, onder 1° van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) vervalt een machtiging zodra de ter beschikking gestelde of anderszins verpleegde vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is, tenzij sprake is van
overmacht. Zoals de beroepscommissie eerder heeft overwogen impliceert het vorenstaande dat de machtiging van rechtswege vervalt. Een ministeriële beslissing is daarvoor niet nodig. Hiertegen staat ook geen beroep open. In het geval klager minder dan
vierentwintig uur ongeoorloofd afwezig is geweest, kan de Staatssecretaris op grond van artikel 53, derde lid van de Rvt de machtiging intrekken. Voor een dergelijke intrekking is wel een ministeriële beslissing vereist, waartegen ook beroep open
staat.
De beroepscommissie merkt op dat de lezingen over de duur van klagers afwezigheid verschillen. In ieder geval staat als onbestreden vast dat klager op 5 april 2016 om 13.00 uur zich niet heeft gemeld bij een afspraak met de reclassering in De Gaarshof
en dat hij op 7 april 2016 rond 16.00 of 17.00 uur is teruggekeerd. Klager stelt echter dat hij in de avond van 5 april 2016 is teruggekeerd naar De Gaarshof en aldaar heeft geslapen en verbleven tot de volgende ochtend. Verder wijst klager op de
gedoogpraktijk van De Gaarshof, die – kort gezegd – inhoudt dat het patiënten is toegestaan tot de volgende ochtend afwezig te blijven. Klager heeft zijn stellingen op dit punt gemotiveerd. Zo vermeldt hij naar het oordeel van de beroepscommissie
redelijk nauwkeurig wat hij na zijn terugkeer op 5 april 2016 heeft gedaan en dat het personeel de volgende ochtend hem gezien zou moeten hebben. Ook verwijst klager naar een eerdere ervaring waarbij hij laat in de nacht, om 5.30 uur, is teruggekeerd
in
de inrichting. Weliswaar stelt de Staatssecretaris dat gedurende klagers afwezigheid het personeel hem niet heeft gezien, maar niet is gebleken dat hiernaar nader onderzoek is gedaan. De beroepscommissie weegt hierbij ambtshalve mee dat in De Gaarshof
niet enkel ter beschikking gestelden verblijven maar ook andere patiënten, met – naar moet worden aangenomen – onderling verschillende vrijheden. Gesteld noch gebleken is of en hoe de aan- of afwezigheid van patiënten met die verschillende vrijheden in
De Gaarshof wordt geregistreerd en/of gecontroleerd. Tegen deze achtergrond kan niet worden uitgesloten dat klager inderdaad in de avond van 5 april 2016 is teruggekeerd in De Gaarshof. In ieder geval moet klager het voordeel van de twijfel worden
gegeven. Dit houdt in dat voor de beoordeling van onderhavig beroep ervan wordt uitgegaan dat klager voor een periode van minder dan 24 uur ongeoorloofd aanwezig is geweest.

Op grond van artikel 53, derde lid, Rvt kan de Staatssecretaris een verlofmachtiging bij overtreding van de verlofvoorwaarden intrekken. Krachtens artikel 17, vierde lid, Verlofregeling TBS (Stcrt. 2010, nr. 21597, 31 december 2010) wordt, ingeval van
intrekking van de machtiging transmuraal verlof naar aanleiding van ongeoorloofde afwezigheid korter dan 24 uur, gedurende tenminste één jaar geen nieuwe verlofmachtiging verleend, tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden zich daartegen
verzetten.

In beroep is uitsluitend de beslissing van de Staatssecretaris tot intrekking van klagers verlofmachtiging wegens overtreding van verlofvoorwaarden door klager aan de orde en niet tevens de vraag of sprake is van zwaarwegende persoonlijke
omstandigheden
zoals bedoeld in artikel 17, vierde lid, Verlofregeling TBS.
De beroepscommissie dient op grond van artikel 69, vijfde lid, Bvt in verbinding met artikel 66, tweede lid, Bvt in beroep te beoordelen of deze beslissing in strijd is met de wet dan wel onredelijk of onbillijk is. Daarbij moet naar haar oordeel de
ernst van de overtreding van de verlofvoorwaarden (nog) zorgvuldiger dan voorheen worden afgewogen tegen het belang van klager bij voortzetting van het verlof, aangezien dit verlof, vanwege de vérstrekkende consequentie dat (tenminste) een jaar lang
geen verlofmachtiging wordt verleend, door de intrekkingsbeslissing niet kan worden voortgezet. Daarbij geldt dat ook de samenleving belang heeft bij het niet verstoren van een (op zichzelf) goed lopende resocialisatie.

Vaststaat dat klager alcohol heeft gebruikt en daarmee een voorwaarde aan zijn verlof heeft geschonden. Gelet op het feit dat klager verslaafd is aan alcohol betreft dit een ernstige overtreding die in beginsel implicaties zal moeten hebben voor de
verloven die klager tot dan toe heeft genoten. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat de schending van de voorwaarde mede moet worden beoordeeld tegen de achtergrond waarvan de schending heeft plaatsgevonden. In dat verband stelt klager
onbestreden dat hij geen zuchtremmende medicatie kreeg uitgereikt. Klager stelt om hulp van zijn behandelaars te hebben gevraagd bij het onderdrukken van zijn zucht naar alcohol, maar tevergeefs. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de afspraken
die daaromtrent op papier zijn gezet maar kennelijk niet zijn nagekomen. De stellingen hierover van klager zijn door de Staatssecretaris onvoldoende weerlegd. De beroepscommissie gaat voorbij aan klagers stelling dat het gebruik van alcohol in De
Gaarshof wordt gedoogd. Niettemin doemt door het vorenstaande het beeld op dat het feitelijk verloop van de behandeling die klager ten aanzien van zijn alcoholafhankelijkheid heeft gekregen mede van invloed is geweest op de schending van de
voorwaarden. Door het ontbreken van een nader onderzoek hiernaar door de Staatssecretaris is het inzicht in de voortgang van de behandeling van klager en in de vraag of de schending van de voorwaarde van alcoholonthouding een op zichzelf staand
incident
is dan wel past in een patroon, gebrekkig gebleven.

Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris wegens een motiveringsgebrek niet in stand blijven. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal worden
opgedragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij ziet geen termen voor het toekennen van een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 november 2016

secretaris voorzitter

Naar boven