Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0857/GA, 8 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/857/GA

betreft: [klager] datum: 8 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 4 maart 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.V. Nagelmaker, [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem, en [...], juridisch medewerker bij
voormelde locatie, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeventien uur, met observatie van klager door middel van cameratoezicht, omdat klager emotioneel was en overlast heeft veroorzaakt door hard te
schreeuwen en te huilen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 25,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op zaterdag 12 december 2015 omstreeks 17:00 uur constateerde het afdelingspersoneel dat klager erg emotioneel
was.
Klager schreeuwde en huilde op harde toon en was op de hele afdeling te horen. Hij wilde niet vertellen wat er aan de hand was. Ook nadat enkele personeelsleden met klager een gesprek waren aangegaan, bleef klager emotioneel en voor overlast zorgen.
Dit
bracht de orde en veiligheid in gevaar. De arts heeft geoordeeld dat geen sprake was van suïcidegevaar. Klager heeft ook de arts niet aangegeven waarom hij overstuur was. Het was daarom niet in te schatten hoe de emoties van klager zich de verdere
nacht
zouden uiten. De directeur wilde elk risico uitsluiten. Klager is rond 18:20 uur in afzondering geplaatst. De arts heeft klager niet gezien voordat de bestreden beslissing werd opgelegd. Klager is niet gehoord.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur heeft niet meegewogen dat het ondergaan van een ordemaatregel heel zwaar is. Klager had net slecht
nieuws
gekregen over de telefoon. Hij heeft het personeel aangegeven dat men zich geen zorgen hoefde te maken. Toch kwam het IBT daarna. Er was geen sprake van suïcidegevaar. Klager ontkent te hebben geschreeuwd. Klager heeft met een arts gesproken nadat hij
in afzondering was geplaatst.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens hij beslist tot plaatsing in afzondering. De beroepscommissie neemt als vaststaand aan
dat
klager niet is gehoord alvorens is beslist tot plaatsing in afzondering.

Op grond van het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Pbw, dient een schriftelijke mededeling van (onder meer) de beslissing om klager in afzondering te plaatsen onverwijld aan klager te worden uitgereikt. Uitgangspunt is daarbij dat een
dergelijke mededeling binnen 24 uur wordt uitgereikt. In dit geval is de bestreden beslissing genomen op 12 december 2015 om 17:00 uur en is de mededeling daarvan aan klager uitgereikt op 14 december 2015 om 13:00 uur. De mededeling is derhalve niet
binnen 24 uur aan klager uitgereikt.

Op grond van het bepaalde in artikel 24a, tweede lid, van de Pbw wint de directeur het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, alvorens hij beslist over observatie door middel van een camera, tenzij dit advies niet kan
worden afgewacht. De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat het advies van de inrichtingsarts niet is ingewonnen alvorens is beslist tot cameratoezicht. Niet is gebleken dat het inwinnen van het advies niet kon worden afgewacht.

Gezien het vorenstaande voldoet de bestreden beslissing niet aan de eisen die op grond van de wet daaraan moeten worden gesteld. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 8 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven