Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4191/GA, 11 februari 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4191/GA

betreft: [klager] datum: 11 februari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.G.M. Kral, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 december 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De bewoners van het verlofadres geven in een e-mailbericht aan dat klager het verlof bij hen kan doorbrengen. De woonplaatsen van de slachtoffers zijn
ver verwijderd van het verlofadres. In het advies van het Openbaar Ministerie (OM) van 30 april 2015 is aangegeven dat de einddatum van klagers detentie (12 februari 2016) nog te ver verwijderd is om nu al vrijheden te verlenen. Dit argument gaat niet
meer op, nu de ontslagdatum zeer nabij is. Gezien de naderende einddatum heeft klager er belang bij om door middel van verlof te wennen aan de terugkeer in de maatschappij. De beklagcommissie miskent dat de aard van het delict reeds is verdisconteerd
in
de zwaarte van de opgelegde straf. Ten aanzien van het recidiverisico worden in het rapport van de gedragsdeskundigen nuanceringen aangebracht.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij de behandeling van klagers tweede verlofaanvraag is een inschatting gemaakt van de risico’s die aan klagers verlof verbonden zijn op basis van
getoetste informatie aangeleverd door het Multidisciplinair overleg (MDO), de politie, het OM en de reclassering. Het OM heeft op 30 april 2015 aangegeven dat het bezwaren heeft tegen verlofverlening omdat het nog te vroeg, te kort na de zitting, is om
klager al vrijheden te verlenen. De politie heeft negatief geadviseerd met betrekking tot het verlofadres. De bewoners van dit adres, leden van dezelfde kerk als klager, zien het als hun morele verplichting klager onderdak te verschaffen wanneer hij
daar om vraagt. De bewoonster van het verlofadres heeft aangegeven zelf waarschijnlijk niet thuis te zijn omdat zij moeite heeft met het zedelijke vergrijp van klager. Het MDO heeft aangegeven dat klager uitspraken heeft gedaan dat zijn bewindvoerder
en
ex-vrouw nog niet klaar met hem zijn. Hij toont zich rancuneus. De psycholoog heeft aangegeven dat klager niet altijd betrouwbaar overkomt. In het reclasseringsadvies staat onder meer dat de kans op recidive hoog is. Ook de afdeling zeden heeft
aangegeven dat klager indertijd als pedofiel is aangemerkt en dat de kans op recidive aanwezig is omdat het verlofadres in een kinderrijke buurt ligt. Mogelijk zal maatschappelijke onrust ontstaan op het moment dat uitkomt dat klager zijn verlof daar
geniet. Ten tijde van het beklag was een behandeling geïndiceerd. Klager heeft nog niet meegewerkt aan behandeling. Ondanks dat klager aantoont dat hij wel degelijk welkom is bij het door hem opgegeven verlofadres en dat nu ook blijkt dat de
slachtoffers van klager niet in de buurt wonen, vormen voornoemde omstandigheden een contra-indicatie voor verlofverlening van klager. Het is nog steeds ongewenst dat aan klager verlof wordt toegekend. In redelijkheid is afgegaan op de adviezen van de
officier van justitie en de politie. Er is geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek en tbs met voorwaarden in verband met ontucht met en verkrachting van minderjarigen/kinderen jonger dan twaalf jaar en het voorhanden hebben van kinderporno. De einddatum detentie is
bepaald
op 12 februari 2016.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. De directeur heeft zijn beslissing gebaseerd op de negatieve adviezen van het OM en de politie. Het OM heeft - in april 2015 - negatief geadviseerd, omdat het
nog te vroeg, te kort na de zitting, is om klager al vrijheden te verlenen. Nu klagers einddatum nadert, is de beroepscommissie van oordeel dat het advies van het OM niet meer actueel is. Verder is gebleken dat de slachtoffers niet in de buurt van het
verlofadres wonen. Het risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers kan worden ondervangen door een locatiegebod in de gemeentes waar de slachtoffers wonen en een contactverbod met de slachtoffers. Dat het verlofadres is gelegen in een
kinderrijke wijk, kan naar het oordeel van de beroepscommissie evenmin aan verlofverlening in de weg staan. Uit het vonnis van de rechtbank Lelystad volgt dat het door het OM geopperd risico dat klager zijn lusten mogelijk zal uitleven op willekeurige
minderjarigen, nadrukkelijk niet wordt onderschreven door deskundigen. Niet gebleken is dat eventuele risico’s niet kunnen worden ondervangen door het verbinden van één of meer bijzondere voorwaarden aan het verlof. Ook het risico van maatschappelijke
onrust is gezien de einddatum van detentie thans onvoldoende grond voor afwijzing. Uit het voorgaande volgt dat de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.
Het
beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu klager op 12 februari 2016 in vrijheid zal worden gesteld, is er geen mogelijkheid meer om
klager alsnog verlof te verlenen. Klager zal daarom een tegemoetkoming worden toegekend van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt de aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 11 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven