Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2971/TA, 18 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2971/TA

betreft: [klager] datum: 18 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 augustus 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw
mr. A.L. Louwerse om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van het hoofd van de inrichting van 8 juli 2015 om klagers begeleid verlof voortaan (wederom) met tweepersoonsbegeleiding in plaats van met éénpersoonsbegeleiding plaats te laten vinden.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Eerst op 23 juli 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, zijn raadsvrouw en het hoofd behandeling over de reden waarom klagers begeleid
verlof met éénpersoonsbegeleiding was ingetrokken. Dit bleek het gevolg te zijn van een innerlijke tegenstrijdigheid in de verlofaanvraag die door klagers voormalige behandelaar was ingediend: namelijk ‘enkel begeleid verlof’ versus ‘dubbel begeleid
verlof’. Uit navraag door de huidige behandelaar bij het Ministerie kwam naar voren dat klager niet op begeleid verlof had mogen gaan met éénpersoonsbegeleiding. Klager was op het moment van intrekking evenwel al verscheidene keren op ‘enkel begeleid
verlof’ geweest. Als gevolg van een grove fout van de voormalig behandelaar loopt klagers resocialisatietraject vertraging op. Door het bovenstaande is sprake van schending van artikel 2 Bvt in combinatie met artikel 5 EVRM. Klager dient dan ook, mede
gelet op de uitspraken RSJ
19 december 2007, 07/01555/TA, RSJ 20 januari 2009, 08/1826/TA en RSJ 6 april 2009, 08/3057/TA, alsnog in zijn beklag te worden ontvangen. Het overwogene in RSJ 19 maart 2013, 12/3881/TA, waarnaar de beklagrechter verwijst, geldt in klagers geval niet.
Voorts beroept klager zich op het vertrouwensbeginsel; klager was al verscheidene keren op ‘enkel begeleid verlof’ geweest, waardoor sprake was van een verworven recht op enkel begeleid verlof, te meer nu de inrichting er ook zelf vanuit ging dat de
onderhavige derde stap in klagers faseplan begeleid verlof met éénpersoonsbegeleiding inhield en die verloven altijd goed zijn verlopen. Het stopzetten van zijn ‘enkel begeleid verlof’ alsmede de vertraging in zijn resocialisatie zijn het gevolg van
fouten gemaakt door de inrichting en zijn niet het gevolg van omstandigheden in klagers persoon gelegen. Om die reden dient het beklag gegrond te worden verklaard.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep gepersisteerd bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter en is meegedeeld dat het hoofd van de inrichting zich kan verenigen met de uitspraak van de beklagrechter.

3. De beoordeling
Hoewel de gang van zaken rondom klagers begeleid verlof te betreuren valt en de beroepscommissie begrip heeft voor klagers ongenoegen dat zijn begeleid verlof na 8 juli 2015, als gevolg van omstandigheden buiten zijn persoon gelegen, weer met
tweepersoonsbegeleiding diende plaats te vinden, kan hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Noch aan de Bvt noch aan een andere wettelijke regeling of een voor iedereen verbindende bepaling
van een in Nederland geldend verdrag kan een verpleegde het recht op (begeleid) verlof ontlenen; meer in het bijzonder kan een verpleegde – zoals de beroepscommissie reeds heeft overwogen in RSJ 8 oktober 2014, 14/1508/TA e.a. – aan het bepaalde in
artikel 2 Bvt in samenhang met artikel 5 EVRM niet het recht ontlenen op (begeleid) verlof; dus ook niet verlof onder éénpersoonsbegeleiding. In het algemeen kan klager geen recht ontlenen aan een ambtelijke fout; in het onderhavige geval ligt dit niet
anders nu sprake is van een, als zodanig kenbare, grove fout van de voormalige behandelaar. Het vorenstaande leidt er dus toe dat de bestreden beslissing niet kan worden aangemerkt als een beslissing van het hoofd van de inrichting als bedoeld in
artikel 56, eerste lid onder e, Bvt. Evenmin is sprake van een beslissing tot intrekking van een verlof dat op het moment van intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, als bedoeld in artikel 56, tweede lid onder a, van
de Bvt, dan wel van het structureel niet doorgaan van verlof wegens personeelsgebrek.

Nu het beklag dus niet is gericht tegen een beslissing van het hoofd van de inrichting waartegen op grond van artikel 56 Bvt beklag openstaat, zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling
van
de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 18 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven