Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2371/SGA, 24 juli 2015, schorsing
Uitspraakdatum:24-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2371/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 24 juli 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 16 juli 2015, inhoudende terugplaatsing naar het basisprogramma
(degradatie).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie, inhoudende dat het schorsingsverzoek tevens wordt aangemerkt als klaagschrift, en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 23 juli 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Niet staat ter discussie dat aan verzoeker, zoals ook kan blijken uit de beslissing van de voorzitter van 24 juli 2015 met kenmerk 15/2346/SGA, op 16 juli 2015 een disciplinaire straf is opgelegd naar aanleiding van een strafwaardig feit. Volgens vaste
rechtspraak van de beroepscommissie hoeft een enkel strafwaardig feit in beginsel niet tot directe degradatie te leiden. Nadere informatie over andere feiten of strafwaardig gedrag van verzoeker is door de directeur niet verstrekt. De beroepscommissie
stelt voorts als eis dat er sprake is van een voor klager – en voor de voorzitter en mitsdien ook voor de beklag- en in geval van beroep de beroepscommissie – kenbare en toetsbare belangenafweging. Die belangenafweging ontbreekt in de mededeling van
de
bestreden beslissing. De enkele verwijzing door de directeur in die mededeling naar het detentie- en reïntegratieplan, welke stukken overigens bij de inlichtingen van de directeur ontbreken, en/of klagers mentor is daarvoor onvoldoende. Nu geen nadere
informatie over klagers verdere gedrag in de locatie ontbreekt en ook een de belangenafweging in de bestreden beslissing ontbreekt, komt de tenuitvoerlegging van deze beslissing voor schorsing in aanmerking.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 juli 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven