Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1275/GA, 2 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:02-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1275/GA

betreft: [klager] datum: 2 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.A.S. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 april 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, is klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.A.S. Jansen, gehoord.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager is aangewezen als agressor in een handgemeen tussen hem en een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft geen schuld aan de vechtpartij. Het personeel heeft het incident niet waargenomen. Enkel de
medegedetineerde met wie klager het handgemeen had, heeft klager als agressor aangewezen, hetgeen blijkt uit een handgeschreven velletje van de directeur. In het dossier bevindt zich geen verklaring van de medegedetineerde. Klager heeft niet over de
toedracht van het incident willen verklaren, uit angst voor represailles. Het incident heeft zich in een kleine ruimte, het toilethokje, afgespeeld. Het personeel was snel ter plaatse waardoor klager niet de gelegenheid had zich aan het incident te
onttrekken. Verwezen wordt naar RSJ 30 april 2015, 15/269/GA. Aan de medegedetineerde is geen disciplinaire straf opgelegd. Voorts is het schriftelijk verslag ten onrechte niet aangezegd. Uit het verslag blijkt niet dat sprake was van een calamiteit
zoals de directeur stelt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uit het schriftelijk verslag volgt dat een personeelslid heeft waargenomen dat klager en een medegedetineerde
fysiek geweld naar elkaar gebruikten. De medegedetineerde heeft verklaard dat hij door klager het toilethokje is ingetrokken waarna klager is begonnen met vechten. De medegedetineerde gaf aan dat hij zich alleen had verdedigd. Klager wilde niets
verklaren. De directeur acht voldoende aannemelijk geworden dat klager betrokken is geweest bij de vechtpartij. Nu klager niets wilde verklaren en de medegedetineerde klager als agressor aanwees, heeft de directeur klager als agressor aangemerkt.

3. De beoordeling
In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deze dit aan de gedetineerde meedeelt. In het schriftelijke verslag van 24 maart 2015 dat heeft geleid tot onderhavige
disciplinaire straf, staat uitdrukkelijk vermeld dat dit verslag niet aan klager is medegedeeld. Nu de wet het aanzeggen van het verslag dwingend voorschrijft als voorwaarde voor het opleggen van een disciplinaire straf, is de bestreden beslissing
genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Het beroep is reeds om deze reden gegrond, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie ziet aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager. Bij bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming heeft de beroepscommissie het volgende in aanmerking genomen. Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan
geen straf worden opgelegd indien de gedetineerde voor het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw niet verantwoordelijk kan worden gesteld. Vast staat dat het personeel niet heeft waargenomen dat klager de aanstichter van
het incident was. Blijkens het schriftelijk verslag heeft een personeelslid gezien hoe klager en de desbetreffende medegedetineerde aan het vechten waren in een toilethokje. Nu niet is komen vast te staan dat klager de aanstichter of de agressor in het
geheel was acht de beroepscommissie de opgelegde disciplinaire straf dan ook onredelijk en onbillijk. Aan klager zal daarom een tegemoetkoming van € 50,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, R. van Benthem RA en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 2 september 2015

secretaris voorzitter

Naar boven