Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0858/GA, 16 juli 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/858/GA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 januari 2015 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. A.P. Visser en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:

a. het onthouden van luchten en geestelijke verzorging tijdens de disciplinaire straf onder b. (SC 2014/470 en 471);
b. een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel wegens de vondst van een USB-stick op klagers cel (SC 2014/469);
c. het niet toekennen van een tegemoetkoming wegens het niet doorgaan van het bezoek van klagers vriendin (SC 2014/429);
d. het niet toekennen van een tegemoetkoming voor de beschadiging van goederen (SC 2014/472).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. en b. ongegrond verklaard en geen tegemoetkoming toegekend ten aanzien van het beklag onder d., op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Voorts heeft de beklagcommissie overwogen dat klager
de klacht onder c. ter beklagzitting heeft ingetrokken.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager dient alsnog ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht met betrekking tot het ontvangen van
Marokkaanse zenders. Ten aanzien van a. voert klager aan dat nergens is geregistreerd dat hij zou hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van het luchtmoment en van de geestelijke verzorging. Het is aan de directeur om aan te tonen dat klager
afstand heeft gedaan van het recht op luchten en geestelijke verzorging. Hij kwam er pas na vier dagen achter dat hij gewoon recht had op luchten en geestelijke verzorging. Ten aanzien van b. voert klager aan dat hij niet wist dat hij de USB-stick,
waar
Arabische muziek op stond, niet mocht lenen. Het is onjuist en niet onderbouwd dat klager vaker niet toegestane spullen op cel had en dat hij het personeel in diskrediet zou hebben gebracht. Ten aanzien van c. licht klager toe dat hij het beklag nooit
heeft ingetrokken. Hij heeft € 120,= ontvangen, omdat het bezoek van zijn ouders geen doorgang kon vinden. Er is nooit gesproken over de 580 km die klagers vriendin voor niets heeft afgelegd. Klager wil ook een compensatie voor het niet doorgaan van
het
bezoek van zijn vriendin en voor de door haar gemaakte reiskosten. Er is ten onrechte op het beklagformulier met betrekking tot het niet doorgaan van het bezoek van klagers vriendin geschreven dat deze klacht is ingetrokken. Klager verwijst naar een
e-mail van de juridisch medewerker van de p.i. Haaglanden waaruit blijkt dat naar aanleiding van de klacht over het bezoek van klagers ouders € 120,= aan klager is toegekend. Klager verzoekt om een tegemoetkoming van € 60,= voor het gemiste bezoek van
zijn vriendin en de door haar gemaakte reiskosten. Ten aanzien van d. licht klager toe dat zijn koptelefoon, een alarmklok en zijn brillenkoker zijn beschadigd. De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, omdat de directeur had toegezegd de
goederen te repareren. Men heeft geprobeerd de koptelefoon en de alarmklok met lijm te repareren, maar dit heeft weer losgelaten. Klager verzoekt om een compensatie van € 255,=.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Voor zover hetgeen namens klager op 2 juni 2015 is aangevoerd met betrekking tot de ontvangst van Marokkaanse televisiezenders (SC 2014/345) zou kunnen gelden als beroep, is dit beroep niet binnen de in artikel 69, eerste lid, van de Pbw genoemde
termijn van zeven dagen ingediend. Klager zal derhalve in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

a.
Ingevolge artikel 49, derde lid, van de Pbw draagt de directeur er voor zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven. Hoewel een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt,
verdient de praktijk inhoudende dat ingeval van een disciplinaire straf wordt aangetekend of een gedetineerde al dan niet van een aangeboden luchtmoment gebruik heeft gemaakt, instemming. Bij de wijze van registratie komt in het licht van het ontbreken
van een wettelijke regeling de directeur een zekere vrijheid toe. Deze registratie moet dusdanig zijn dat een goede controle mogelijk is. Nu een dergelijke registratie niet is overgelegd, is niet gebleken dat aan klager is aangeboden te luchten en hij
dit aanbod heeft afgeslagen. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 20,= worden toegekend.

Op grond van artikel 41, eerste lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven. Op grond van artikel 55, eerste lid, van de Pbw is de
gedetineerde aan wie de disciplinaire straf van opsluiting is opgelegd uitgesloten van het deelnemen aan activiteiten, voor zover de directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijkse verblijf in de buitenlucht. In beklag heeft de directeur
aangevoerd dat aan klager deelname aan de (gezamenlijke) geestelijke verzorging is aangeboden, maar dat klager dit heeft geweigerd. Hoewel het naar het oordeel van de beroepscommissie wenselijk is dat hier aantekening van wordt gemaakt, zal de
beroepscommissie geen gevolg verbinden aan het niet registreren van de weigering. Behoudens het luchtmoment, heeft klager op grond van artikel 55, eerste lid, van de Pbw immers in beginsel geen recht op deelname aan activiteiten gedurende de
disciplinaire straf van opsluiting.

B.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat vast is komen te staan dat klager een USB-stick op cel had en dit niet is toegestaan. De beroepscommissie
acht
reeds hierom oplegging van een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

C.
Nu door de secretaris van de beklagcommissie op het beklagformulier met nr. SC 2014/429 inhoudende het niet doorgaan van het bezoek van klagers vriendin is aangetekend “ingetrokken ter beklagzitting” dient de beroepscommissie er van uit te gaan dat
voornoemde klacht is ingetrokken. De beroepscommissie zal klager derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het beroep onder c.

D.
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming primair is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. In geval er
sprake
is van schade en indien die schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade niet eenvoudig vast te stellen. Vast staat
dat goederen van klager tijdens een celinspectie zijn beschadigd, maar de waarde van die goederen en de omvang van de schade is niet feitelijk onderbouwd. De beroepscommissie zal derhalve geen schadevergoedingsaspecten betrekken bij het bepalen van de
hoogte van de tegemoetkoming. De beroepscommissie merkt daarbij op dat voor het verkrijgen van een schadevergoeding voor klager andere wegen openstaan. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming van € 25,= redelijk en billijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep met betrekking tot de ontvangst van Marokkaanse televisiezenders.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. voor zover dat ziet op het recht op luchten gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van a. voor zover dat ziet op het recht op geestelijke verzorging ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Zij verklaart klager niet ontvankelijk in zijn beroep onder c.

Zij verklaart het beroep ten aanzien van d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 juli 2015

secretaris voorzitter

Naar boven