Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0766/GA, 26 mei 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/766/GA

betreft: [klager] datum: 26 mei 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphen,

gericht tegen een uitspraak van 5 maart 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek Zutphen, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 4 mei 2015, gehouden in de locatie
De Berg te Arnhem.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het bij gelegenheid van een celcontrole veroorzaken van schade aan klagers jas en het door elkaar halen en inzien van klagers dossier van zijn strafzaak.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
De beklagcommissie heeft het beklag op de verkeerde gronden gegrond verklaard. Klager had al meerdere keren de opdracht gekregen om een aantal dozen, die eigendom waren van de inrichting en terug moesten naar de Badafdeling, terug te geven. Klager
heeft
hier op geen enkele wijze gehoor aan gegeven. Uiteindelijk is het personeel klagers verblijfsruimte binnengegaan om deze dozen weg te halen. Daarbij hebben zij de inhoud van die doos toen op klagers bed gelegd. Volgens de directeur voldoet deze
handelwijze aan het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Pbw. Klager mocht deze dozen niet in zijn bezit hebben en het betrof daarom verboden voorwerpen, tot verwijdering uit de verblijfsruimte waarvan het personeel bevoegd was.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In beginsel heeft de gedetineerde recht op onaantastbaarheid van zijn verblijfsruimte. Dat recht kan beperkt worden op grond van het bepaalde in artikel 27 van de Pbw.
De directeur heeft aangevoerd dat het hier niet zozeer een celcontrole, zoals bedoeld in artikel 34 van de Pbw, als wel een terughalen van inrichtingseigendom uit de verblijfsruimte betrof, waartoe de directeur zonder meer gerechtigd zou zijn.
In beginsel is – nu aannemelijk is dat klager meermalen is gevraagd om de betreffende dozen terug te geven – de directeur gerechtigd om die dozen terug te vorderen van, en daadwerkelijk op te halen bij klager. Nu het personeel deze opdracht heeft
uitgevoerd buiten aanwezigheid van klager, is klagers recht op privacy geschonden. Niet kan immers worden uitgesloten dat zich in de betreffende dozen ook stukken hebben bevonden die een zogenaamd ‘geprivilegieerd’ karakter hebben. Door dit leeghalen
(en op het bed van klager leggen) buiten zijn aanwezigheid, kon op zijn minst genomen de indruk bij klager worden gewekt dat die stukken ook zijn ingezien.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal, voor zover in beroep aan de orde, worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt, voor zover in beroep aan de orde, de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 mei 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven