Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3668/GA, 9 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3668/GA

betreft: [klager] datum: 9 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad en voorts tegen de bij deze uitspraak aan klager toegekende tegemoetkoming,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Pardijs, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en [...], juridisch medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde,
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel van 3 januari 2014,
b. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen van 8 januari 2014,
c. de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van € 25,= vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van zijn radio.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a en b ongegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend van 25,= vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van zijn radio, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a:
Klager stelt dat hij op 3 januari 2014 niets heeft overhandigd aan gedetineerde [...]. De raadsman legt een verklaring over van gedetineerde [...], waarin hij stelt dat niet klager, maar een andere gedetineerde de drugs aan hem heeft overhandigd. De
raadsman acht het onzorgvuldig dat de directeur het verslag van horen van gedetineerde [...] niet in klagers dossier heeft gevoegd.
De rapporten kloppen niet. Klager zit nu in Zuyder Bos en nog steeds hebben deze incidenten invloed op zijn detentiefasering. Klager moet nog vier maanden in detentie verblijven.
Ten aanzien van b:
De verhalen over afpersingspraktijken door klager zijn alleen gebaseerd op geruchten. De verdachte geldtransacties betreffen overboekingen voor de zorg van klagers dochter. Klager betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing. Klager legt
rekeningafschriften over uit 2014. Ook nu in Zuyder Bos maakt klager geld over aan zijn dochter. Voorts is geconstateerd dat in klagers cel mobiel gebeld werd. Een mobiele telefoon is echter nooit bij klager gevonden en ook niet in naburige cellen. Dit
alles is echter onvoldoende voor oplegging van een ordemaatregel.
Klagers overplaatsing heeft consequenties gehad voor zijn schildersopleiding. De klachten dienen gegrond te worden verklaard en aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend.
Ten aanzien van c:
De tegemoetkoming is te gering want de radio kostte € 429,=. Klager legt de aankoop bon over van de radio. De bon is slecht leesbaar en de datum van aankoop is niet meer te achterhalen. Desgevraagd deelt klager mee dat de JVC radio begin 2013 is
gekocht. Een vriend heeft de radio betaald, want klager zat tot juni 2013 in detentie in Zweden. Klager heeft in 2012 ook een zelfde soort radio voor zijn dochter gekocht. Klagers raadsman stelt dat de radio goedkoper is te krijgen via internet.
De inrichting heeft zijn aansprakelijkheid erkend en klager wil geen tegemoetkoming maar gecompenseerd worden voor het verlies van zijn radio.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van a:
De directeur verwijst naar de rapporten in het dossier. Door twee personeelsleden is duidelijk gezien dat klager iets aan medegedetineerde S. overhandigde en deze gedetineerde heeft vervolgens iets in zijn mond gestopt. Er zijn daadwerkelijk drugs
aangetroffen bij deze gedetineerde S. Het is voldoende aannemelijk geworden dat klager iets heeft overhandigd.
Ten aanzien van b:
De op 8 januari 2014 opgelegde disciplinaire straf is nooit ten uitvoer gelegd nu er op 8 januari 2014 een afzonderingsmaatregel is opgelegd. Klager is op 13 januari 2014 overgeplaatst naar de p.i. Leeuwarden. De inrichting heeft de politie verzocht
een
onderzoek in te stellen en door diverse medegedetineerden zijn verklaringen afgelegd over afpersing door klager. De inrichting kan nagaan of er mobiel gebeld wordt vanuit een cel. Indien een gedetineerde echter dichtbij de muur van zijn cel staat zou
het ook de naburige cel kunnen zijn. Er is echter nooit op klagers cel een mobiele telefoon aangetroffen. Klager is overgeplaatst vanwege verdenking van afpersingspraktijken in de inrichting. Bij klager zijn namelijk verdachte geldtransacties
waargenomen. Voorts hebben medegedetineerden klagers naam genoemd in verband met afpersing.
Ten aanzien van c:
De directeur heeft kennisgenomen van de aankoop bon van de radio en hij betwist niet dat het een JVC radio betreft. De bon is echter onduidelijk en daaruit blijkt niet wanneer de radio is aangekocht. Het is daarom moeilijk om een schadevergoeding te
bepalen en daarom is de zaak voorgelegd aan de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Ten aanzien van a:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van b:
Binnen het penitentiaire recht geldt een lichtere bewijslast dan in het strafrecht. Uit de stukken en hetgeen ter zitting door de directeur naar voren is gebracht is voldoende aannemelijk geworden dat klager betrokken is geweest bij
afpersingspraktijken. Klagers naam is door medegedetineerden genoemd in verband met afpersing en op klagers rekening-courant staan verdachte transacties. De afpersingspraktijken hebben grote onrust veroorzaakt in de p.i. Lelystad. De beroepscommissie
is
van oordeel dat de directeur in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting aan klager onderhavige ordemaatregel heeft op kunnen leggen in afwachting van klagers overplaatsing naar een andere inrichting. Hetgeen in beroep
door en namens klager is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van c:
De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming primair is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien die schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken
bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In dit geval is de omvang van de schade niet eenvoudig vast te stellen.
De originele bon die klager ter zitting van de beroepscommissie heeft overgelegd is onduidelijk. Uit deze bon blijkt niet wat er is gekocht en op welke datum de aankoop heeft plaatsgevonden. De beroepscommissie kan zich dan ook verenigen met de
toegekende tegemoetkoming voor het door klager geleden ongemak. Het beroep tegen de tegemoetkoming zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a, b en ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en J . Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven