nummer: 14/4806/GM
betreft: [klager] datum: 17 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 18 december 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Dordrecht zijn niet verschenen ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2014, gehouden in de p.i. Vught.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 14 oktober 2014, betreft het feit dat klager zich niet serieus genomen voelt met betrekking tot zijn vingertopletsel, hij geen mitella kreeg en er geen foto is
gemaakt
van de wond.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft schriftelijk het volgende aangevoerd. Het klopt niet dat, zoals in het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur is vermeld, hij in het verleden in het buitenland ook dergelijk letsel heeft gehad.
De inrichtingsarts heeft schriftelijk het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen. Klager is betrokken geweest bij een ongeval op de werkzaal. Hij heeft zich met vingertopletsel gemeld bij de medische dienst. De medische dienst heeft
volgens de behandelnormen gehandeld. De chirurg van het Albert Schweitzer Ziekenhuis heeft dit op verzoek van klager bevestigd. Vanwege de vorming van wildvlees is klager terug geweest bij de chirurg. De vinger geneest volgens verwachting. Klager heeft
op het spreekuur laten weten geen klachten meer te hebben over het handelen van de inrichtingsarts.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat klagers vingertopletsel volgens de professionele normen is behandeld. De chirurg van het Albert Schweitzer Ziekenhuis heeft dit bevestigd. De beroepscommissie is het voorgaande, in samenhang en
onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 maart 2015
secretaris voorzitter