Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1109/GM, 9 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1109/GM

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 4 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 24 mei 2002 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 augustus 2002, gehouden in de penitentiaire inrichting Over Amstel te Amsterdam, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan voornoemd h.v.b. is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 26 april 2002, betreft -voor zover in beroep nog aan de orde- de verstrekking van klagers medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Omstreeks april 2002 werd de dosering van klagers medicatie (Oxazepam) verhoogd van twee naar drie tabletten per dag.
Kort daarna bleek de voorraad tabletten op. Op aangeven van klager is ervoor gezorgd dat de voorraad weer werd bijgevuld, maar kort daarna was de pot wederom leeg.
Klager werd de medicatie voorheen verstrekt indien hij er behoefte aan had. Inmiddels wordt het hem standaard drie maal daags aangeboden en geeft klager aan of hij het op dat moment nodig heeft en dus accepteert.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Het potje met klagers medicatie staat in de bewaarderspost. Als klager een tabletje nodig heeft moet hij erom vragen. Klager krijgt dit potje dagelijks onder ogen en weet van te voren wanneer het leeg zou kunnen zijn. Klager heeftde mogelijkheid om ruim van te voren een verzoekbriefje in te dienen om Oxazepam tijdig aan te laten vullen.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager aanvankelijk medicatie is voorgeschreven waarbij is bepaald dat hij indien hij behoefte heeft aan de medicatie hij (tot een bepaald maximum) hierom kan verzoeken.
Dit impliceert dat de hierbedoelde medicatie ook voorradig dient te zijn. De verantwoordelijkheid voor het aanwezig doen zijn van de medicatie ligt derhalve in het onderhavige geval bij de medische dienst (en niet bij klager), temeer nu uit de verklaringen van klager ter zitting is gebleken dat hij geen zicht had op de hoeveelheid pillen die in de voorraadpot aanwezig waren en evenmin duidelijk is of de voorraad ook niet ten behoeve van andere patientenwerd gebruikt.
De beroepscommissie is mitsdien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van h.v.b. Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op € 10,-

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M.M. van Exter en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 09 oktober 2002

secretaris voorzitter

Naar boven