Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4284/GB, 13 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4284/GB

Betreft: [klager] datum: 13 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 november 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) (een zogenaamd gestapeld traject) afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 15 juni 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

2.2. Bij uitspraak van 29 januari 2015, met nummer NM 2014/714 en NM 2014/715, van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Nieuwegein, is klagers beklag betreffende de beslissing van de directeur d.d. 3 november 2014 om aan klager een
disciplinaire straf op te leggen van vijf dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte en intrekking van het eerstvolgende verlof en de beslissing van de directeur d.d. 3 november 2014 om klager terug te plaatsen naar het basisprogramma gegrond
verklaard. De directeur is in beroep gekomen waardoor deze uitspraak nog niet onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zou gedurende zijn tweede verlof contact hebben opgenomen met het slachtoffer. Het slachtoffer is echter naar klager toegelopen om te praten, maar klager wilde dit niet. Klager heeft meteen aangegeven dat hij op verlof was en geen problemen
wilde
veroorzaken. Het slachtoffer heeft haar moeder ’s nachts gebeld om te vragen of zij de politie wilde bellen. Tijdens zijn eerste verlof, van 12 september 2014 tot en met 14 september 2014, hebben meerdere mensen gezien dat het slachtoffer langs klagers
huis is gereden. Klager heeft dit aan zijn raadsman gemeld en hij heeft hier een melding van gemaakt. Ook heeft klager dit gemeld aan zijn mentor in de p.i. Nieuwegein. Klager heeft tijdens dit eerste verlof ook geprobeerd werk te zoeken. Hij heeft
drie
werkgevers gevonden die hem eventueel een baan willen geven en zij hebben ook een arbeidsintentieverklaring overhandigd. Klager heeft al enige tijd een nieuwe relatie en wil niks met het slachtoffer te maken hebben. Uit een bijgevoegde passage van het
vonnis van de rechtbank blijkt dat voorzichtig dient te worden omgegaan met de verklaringen van het slachtoffer. De verklaringen van het slachtoffer dienen alleen te worden gebruikt voor zover deze worden ondersteund door een of meerdere
bewijsmiddelen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In het selectieadvies van de p.i. Nieuwegein van 6 november 2014 staat een uitgebreid politierapport. Hieruit blijkt dat klager het slachtoffer tegen haar zin in heeft lastiggevallen. Hiermee heeft hij zich niet gehouden aan de voorwaarden die waren
gesteld tijdens zijn verlof. Ook heeft klager gedurende een verlof in 2013 een nieuw delict gepleegd. Er bestaat geen vertrouwen in een goede afloop van detentiefasering van klager. Bovendien is klager gedegradeerd, waardoor hij niet in aanmerking komt
voor plaatsing in een z.b.b.i. met aansluitend deelname aan een p.p.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Uit de door de beroepscommissie opgevraagde inlichtingen bij de p.i. Nieuwegein is gebleken dat klager op 13 januari 2015 is gepromoveerd. De beklagrechter is van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat klager moedwillig en bewust
het
aan hem opgelegde contactverbod heeft geschonden en daarmee zich niet aan zijn verlofvoorwaarden zou hebben gehouden. De beklagrechter heeft dan ook klagers beklag betreffende de beslissing van de directeur d.d. 3 november 2014 om aan klager een
disciplinaire straf op te leggen van vijf dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte en intrekking van het eerstvolgende verlof alsmede de beslissing van de directeur d.d. 3 november 2014 om klager terug te plaatsen naar het basisprogramma
gegrond
verklaard. Nu klager inmiddels weer is gepromoveerd moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve
dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen
termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven