Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0079/GV, 16 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/79/GV

betreft: [klager] datum: 16 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. IJdis , namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 januari 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De vader van klager is op 9 januari 2015 overleden. Klager heeft verzocht om strafonderbreking ten einde de begrafenis van zijn vader in Marokko te kunnen bijwonen. Klager heeft
verzocht om strafonderbreking vanaf 15 januari 2014 (de datum van overbrenging van het lichaam naar Marokko). Deze termijn kan niet meer worden gehaald, maar op 16 januari 2015 vindt de daadwerkelijke uitvaart plaats. Zowel de reclassering, de
directeur
van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, als de advocaat-generaal heeft positief geadviseerd. De band tussen klager en zijn vader was erg sterk. Dit blijkt ook uit het feit dat zijn vader bij hem inwoonde. De Staatssecretaris heeft aangegeven
dat klager reeds in de gelegenheid is geweest om afscheid te nemen van zijn vader. Daarbij heeft de Staatssecretaris de waarde van het bijwonen van de uitvaart miskend, mede gelet op het (Islamitische) geloof van klager. Voorts heeft de
Staatssecretaris
de positieve adviezen en het feit dat klager deelneemt aan een penitentiair programma (p.p.) en niet in een gevangenis verblijft, onvoldoende meegewogen in zijn beslissing.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager neemt deel aan een p.p. Tijdens dit p.p. dient klager verplicht deel te nemen aan een 26-uurs programma en mag hij verblijven op zijn woonadres
in Leeuwarden. Klagers vader woonde bij klager en zijn gezin in huis. De partner van klager had de verzorging op zich genomen. Klagers vader lag thuis opgebaard. Het lichaam is op 15 januari 2014 overgebracht naar Marokko. Klager is dan ook van 9
januari 2015 tot 15 januari 205 in de gelegenheid geweest om afscheid te nemen van zijn vader, zonder dat aan hem verlof is verleend. Gelet hierop is de Staatssecretaris van mening dat het verlof op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting (de Regeling) diende te worden afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het hoofd van de PIA (penitentiaire inrichtingen administratief) Groningen, de toezichthouder reclassering Midden – Noord en de trajectbegeleider hebben positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem- Leeuwarden gaat akkoord met de aangevraagde strafonderbreking.
De politie heeft zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens onder meer mensenhandel, valsheid in geschrifte en opzettelijk witwassen. De einddatum van zijn detentie is thans gesteld op 31 december 2015.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Ingevolge artikel 36 juncto artikel 24, eerste lid, van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een ouder van de gedetineerde. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat het bezoek kan bestaan
uit het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium.
Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Minister in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. In de toelichting op dit artikel staat dat te denken valt
aan
gevallen waarin de levenspartner, een ouder of een kind van de gedetineerde overleden is.

De beroepscommissie stelt op grond van de voorhanden zijnde stukken vast, dat klagers vader op 9 januari 2015 in Nederland is overleden is. De uitvaart zal op 16 januari 2015 in Marokko plaatsvinden. Klager heeft om strafonderbreking verzocht van 15
tot
26 januari 2015 om de uitvaart te kunnen bijwonen. Klager neemt deel aan een p.p. Zijn vader woonde bij hem in huis en is na zijn overlijden bij klager thuis opgebaard. Tegen deze achtergrond komt de beroepscommissie tot het oordeel dat, hoezeer zij
ook
klagers wens begrijpt de uitvaart van zijn vader in Marokko bij te wonen, in dit geval geen sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling. Klager is immers in de gelegenheid gesteld afscheid te nemen
van zijn overleden vader. Voorts overweegt de beroepscommissie dat, hoewel er, mede gelet op de positieve adviezen, weinig bezwaren tegen een verlof lijken te bestaan, er in dit stadium onvoldoende tijd bestaat om te onderzoeken of eventuele waarborgen
kunnen worden getroffen ten einde klagers terugkeer naar Nederland te waarborgen. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Staatssecretaris dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven