Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3912/GB, 5 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3912/GB

Betreft: [klager] datum: 5 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.F. Aarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld
in artikel 20b, tweede lid onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 april 2006 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Zwolle. Op 16 september 2014 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Ter Apel, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) tot intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor
onbepaalde tijd. Hij is van mening dat hij wel degelijk rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Het bezwaarschrift heeft geen schorsende werking, maar namens klager is ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De behandeling hiervan
stond
gepland op 23 oktober 2014, maar is uitgesteld tot 27 november 2014. Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting of afdeling voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling geplaatst vreemdelingen die geen rechtmatig
verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 hebben. Klager bestrijdt dat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Nu de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening nog moet plaatsvinden, kan niet
worden gesproken van een onrechtmatig verblijf in Nederland. De selectiefunctionaris had dan ook nog niet mogen beslissen tot overplaatsing van klager naar de p.i. Ter Apel, maar had moeten afwachten tot uitspraak was gedaan op het verzoek om een
voorlopige voorziening. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Bij de plaatsing van veroordeelde strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen heeft de selectiefunctionaris slechts één keuze en dat is
plaatsing
in de p.i. Ter Apel. Vastgesteld is dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Klager geeft aan dat hij hangende het bezwaar niet in de p.i. Ter Apel mocht worden geplaatst. In de beschikking van de IND van 25 juli 2014 is vermeld dat de
verleende verblijfsvergunning wordt ingetrokken en dat klager de behandeling van een in te dienen verzoek om een voorlopige voorziening niet in Nederland mag afwachten.

4. De beoordeling
4.1. De p.i. Ter Apel is onder meer een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede lid, onder a van de Regeling, met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van het eerste lid van artikel 20b van de Regeling worden in de inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen geplaatst diegenen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 van de
Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie voorlopige hechtenis ingevolge een bevel van gevangenneming of gevangenhouding, een vrijheidsstraf of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer wordt gelegd.

4.3. De beroepscommissie stelt op basis van de stukken vast dat de IND bij beschikking van 25 juli 2014 heeft beslist tot intrekking van klagers verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en tot het opleggen van een inreisverbod. In die
beschikking is vermeld dat het indienen van bezwaar niet tot gevolg heeft dat de rechtsgevolgen van de beschikking worden opgeschort en dat klager de behandeling van een in te dienen verzoek om voorlopige voorziening niet in Nederland mag afwachten.
Voor zover klager heeft aangevoerd dat hij wel rechtmatig verblijf in Nederland zou hebben, heeft hij dit niet onderbouwd. Voorts is uit nadere inlichtingen door de secretaris namens de beroepscommissie bij de inrichting gebleken dat het verzoek om
voorlopige voorziening is afgewezen. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 5 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven