Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3507/GA, 27 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3507/GA

betreft: [klager] datum: 27 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. de Groot, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 september 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Haarlem, gehoord.
Klager is niet ter zitting verschenen. Klagers raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie en dat klager niet mocht telefoneren met zijn raadsvrouw.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager is het Nederlands niet en de Engelse taal zeer gebrekkig machtig. Soms begrijpt klager zaken niet, hij begrijpt ze half of verkeerd. Dit geldt ook voor de huisregels. Klager stelt dat het uitleggen van de huisregels, het opleggen van sancties en
het horen dienen te geschieden in een voor hem begrijpelijke taal. Indien dit niet gebeurt, kan niet in redelijkheid worden aangenomen dat klager het een en ander begrijpt. De huisregels zijn niet in een begrijpelijke taal uitgereikt. Het opleggen van
een straf is dan ook onterecht. Klager is in een voor hem onbegrijpelijke taal naar zijn cel gestuurd. Hij kreeg een rode kaart. Klager begreep niet waarom hij dit zonder enige waarschuwing gebeurde en wilde daarom overleggen met zijn raadsvrouw. Dit
werd hem geweigerd. De directeur had de dialoog in het Litouws moeten aangaan. De hoorplicht is geschonden.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Klager is vaker gewaarschuwd om direct terug te gaan naar zijn cel. Klager heeft de waarschuwingen begrepen. Als er twijfel is over het begrip, tolkt een medewerker die zeven talen spreekt. Anders wordt aan de medegedetineerde, met wie klager stond te
praten, gevraagd om als tolk op te treden. In het uiterste geval wordt de tolkentelefoon gebruikt. De directeur weet zeker dat klager het een en ander heeft begrepen, omdat het een en ander is vertaald. Tijdens het dagprogramma kan er niet gebeld
worden, tenzij sprake is van nood. Klager heeft bij de oplegging van de straf niet aangegeven dat hij wil bellen met zijn advocaat. Daarnaast is opgemerkt dat het beklag dateert van 23 april 2014 en te laat is ingediend.

3. De beoordeling
Het beklag richt zich tegen de disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Deze straf is opgelegd op 14 april 2014 en beëindigd op 16 april 2014. Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient het
klaagschrift uiterlijk te worden ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk,
indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.
De beroepscommissie stelt vast dat de mededeling van de disciplinaire straf op 14 april 2014 aan klager is uitgereikt. Uit het klaagschrift blijkt dat klager zijn beklag op 23 april 2014 heeft ingediend. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie
van oordeel dat klager zijn beklag niet tijdig heeft ingediend. Van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de overschrijding van de beklagtermijn klager niet kan worden aangerekend, is niet gebleken. De beroepscommissie zal de uitspraak van de
beklagcommissie derhalve vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. J.D. den Hartog, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 27 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven