Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4481/GV, 20 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4481/GV

betreft: [klager] datum: 20 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 november 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klager een strafonderbreking voor de duur van maximaal 56 dagen verleend in verband met de opname van klager in het expertisecentrum voor chronisch orgaanfalen, onder voorwaarde dat klager op werkdagen op het complex van het
expertisecentrum verblijft en het in het weekend op zijn huisadres, hetgeen door middel van elektronische controle zal worden gecontroleerd.

2. De standpunten
Klager heeft zijn standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft helemaal geen verzoek om strafonderbreking ingediend voor het ondergaan van een medische behandeling. Hij heeft op 6 oktober 2014 een verzoek ingediend, maar dit was in verband met medische problemen van zijn vrouw en dochter. Niet klager,
maar de artsen hebben het initiatief genomen om klager in een longrevalidatiecentrum te plaatsen. Klager verwijst naar verschillende documenten. De Staatssecretaris heeft als voorwaarde gesteld dat klager een enkelband dient te dragen ten einde de
locatiegeboden te controleren. Op doordeweekse dagen dient klager in het longrevalidatiecentrum te verblijven en van vrijdagmiddag tot zondagavond op zijn huisadres. Klager is het hier niet mee eens en is van mening dat op deze manier sprake is van een
voortgezette tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Voorts is het niet juist dat hij zich eerder aan zijn detentie heeft onttrokken. Aan hem was bij de strafonderbreking die op 14 december 2012 inging ook al een enkelband als bijzondere voorwaarde
opgelegd en op dat moment kon nog geen sprake van onttrekking aan detentie zijn. Klager heeft zich toen strikt aan de voorwaarden gehouden is alleen van de strafonderbreking in maart 2013 niet teruggekeerd. Voor de reden van het niet terugkeren
verwijst
klager naar een rapport van de Nationale Ombudsman waarin volgens hem wordt gesteld dat hij van het kastje naar de muur is gestuurd door Justitie. Klager verzoekt de beroepscommissie het beroep gegrond te verklaren en de strafonderbreking om te zetten
in een schorsing met voorwaarden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. Naar aanleiding van klagers verzoek om strafonderbreking, heeft de Staatssecretaris positief beslist en is aan klager een strafonderbreking voor de duur
van acht weken verleend om zich te kunnen laten behandelen in een gespecialiseerde kliniek voor orgaanfalen. In de beslissing is een aantal voorwaarden opgenomen, omdat klager na een eerder aan hem verleende strafonderbreking niet is teruggekeerd in de
inrichting. Klager heeft zich van 13 maart 2013 tot 24 juni 2013 onttrokken aan detentie. Echter, gelet op de noodzaak dat klager wordt behandeld, heeft de Staatssecretaris toch positief beslist ten aanzien van het verzoek, maar wel onder de gestelde
voorwaarden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg te Scheveningen (JCvSZ) heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De directeur adviseert de door de advocaat-generaal voorgestelde voorwaarden over te nemen, inclusief
elektronisch toezicht.
De advocaat-generaal heeft positief geadviseerd onder voorwaarde dat aan klager een locatiegebod voor de revalidatiekliniek wordt opgelegd op doordeweekse dagen en een locatiegebod voor zijn huisadres in het weekend, hetgeen zo mogelijk met
elektronisch
toezicht wordt ondersteund.
De politie maakt melding van vier incidentenregistraties en het verloop van de strafonderbreking in 2013. De politie geeft aan dat de inrichting zelf een inschatting moet maken ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zeven maanden met aftrek, wegens witwassen, deelname een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Aansluitend dient hij een
gevangenisstraf van 28 maanden en 24 dagen te ondergaan. De v.i.-datum is gesteld op 26 februari 2017. Daarop aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 365 dagen te ondergaan.

Voor zover klager heeft aangevoerd dat hij geen verzoek om strafonderbreking heeft ingediend, overweegt de beroepscommissie dat in het advies vrijheden van de directeur van het JCvSZ van 20 november 2014 is vermeld dat klager voor de duur van zijn
behandeling (8 weken) strafonderbreking aanvraagt en hij zeer gemotiveerd is deze behandeling te ondergaan. Niet gebleken is dat de Staatssecretaris niet van voormelde informatie heeft mogen uitgaan.

Op grond van artikel 1, aanhef en onder m, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) wordt verstaan onder verlof, het al dan niet onder begeleiding of bewaking, tijdelijk verlaten van de inrichting voor één van de in deze
regeling genoemde doeleinden. Strafonderbreking kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook worden aangemerkt als een vorm van verlof. Daaraan doet niet af dat de strafonderbreking in artikel 1, aanhef en onder q, van de Regeling nader is
gedefinieerd. In dat artikel is vermeld dat onder strafonderbreking wordt verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf als bedoeld in de artikelen 34 tot en met 40 van deze regeling.

Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Pbw heeft de gedetineerde het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande verlof, voor zover hiertegen geen beklag ingevolge artikel 60, eerste en tweede lid, openstaat, een met redenen omkleed
beroepschrift in te dienen bij de commissie, bedoeld in artikel 73, eerste lid. Gelet op deze formulering is de beroepscommissie van oordeel dat niet alleen beroep openstaat tegen een afwijzing van een verzoek om verlof, maar dat ook beroep openstaat
tegen andere beslissingen aangaande verlof, zoals een beslissing met betrekking tot de aan een verlof verbonden voorwaarden. Dit is ook in lijn met eerdere uitspraken van de beroepscommissie, zoals bijvoorbeeld 11/2734/GV van 19 september 2011 en
10/2367/GV van 31 augustus 2010.

In artikel 5, tweede lid, van de Regeling is vermeld dat bij de verlening van het verlof bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld, die het gedrag van de gedetineerde betreffen. Strafonderbreking is hiervan niet uitgesloten nu artikel 5, tweede lid,
van de Regeling valt onder het hoofdstuk “Algemene bepalingen” van de Regeling.
De beroepscommissie overweegt dat een opschorting van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van de strafonderbreking, welk gedeelte later weer dient te worden ondergaan, feitelijk kan neerkomen op een verzwaring van de opgelegde
vrijheidsstraf. Dit geldt te meer indien aan deze strafonderbreking (bijzondere) voorwaarden worden verbonden, zoals controle door middel van elektronisch toezicht. Immers, zonder strafonderbreking zal de gedetineerde eerder, behoudens voorwaarden die
in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen worden gesteld, een “vrij man” zijn. De beroepscommissie acht het echter gelet op de omstandigheid dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf na afloop van de strafonderbreking zal
worden hervat, te rechtvaardigen dat ter verzekering van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden aan een strafonderbreking worden gesteld. In de situatie van klager is sprake van locatiegeboden, waarvan de
naleving wordt verzekerd door elektronisch toezicht. De beroepscommissie zal zich hierna uitspreken of de Staatssecretaris in redelijkheid tot oplegging van genoemde voorwaarden kon beslissen. Bij een positieve uitkomst van deze afweging staat het
klager vrij om al dan niet akkoord te gaan met de strafonderbreking.

In het advies vrijheden is vermeld dat klager op 12 maart 2013, gedurende een strafonderbreking, zijn enkelband heeft doorgeknipt en zijn woning heeft verlaten. Het niet terugkeren van een verlof wordt aangemerkt als het onttrekken aan detentie. Klager
heeft zich van 12 maart 2013 tot zijn aanhouding op 25 juni 2013 onttrokken aan detentie. Gelet hierop acht de beroepscommissie de beslissing tot het verbinden van voorwaarden aan de aan klager op medische gronden verleende strafonderbreking niet
onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven