Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3405/GA en 14/3406/GA, 15 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 14/3405/GA en 14/3406/GA

betreft: [klager] datum: 15 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.K. Bhadai, namens

[...], verder te noemen klager,

en van het beroepschrift van de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen,

welke beroepen zijn gericht tegen een uitspraak van 5 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep van klager en om zijn beroep schriftelijk toe te lichten. Klager, alsmede zijn raadsman, zijn in de gelegenheid gesteld om te
reageren op het beroep van de directeur en om het beroep van klager schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven bepaald dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht en tevens is als volgt gereageerd op het beroep van de directeur.
Klager is geen ongewenst vreemdeling. Klager heeft er alle belang bij om zich te houden aan zijn verlof. Hij heeft niets aan een gegrondverklaring van het beklag, zonder dat er wordt voorzien in verloftoekenning. Het staat niet vast dat klager
Nederland
zal worden uitgezet. Er is geen zicht op uitzetting omdat de Surinaamse ambassade geen noodpaspoort afgeeft. Klager wil zijn beroep mondeling toelichten.

De directeur heeft zijn beroep als volgt toegelicht en tevens heeft de directeur als volgt gereageerd op het beroep van klager.
De Terugkeerrichtlijn is van toepassing op een ongewenstverklaring. Er is een terugkeerbesluit in plaats van een alomvattende ongewenstverklaring. Klagers verzoek is terecht op grond van artikel 4, sub l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting (de Regeling) afgewezen. Hiervoor wordt verwezen naar jurisprudentie van de Raad van State. Weliswaar wordt van klager verwacht dat hij uit eigen beweging het land zal verlaten, maar wanneer hij hiertoe niet uit eigen beweging overgaat zal
hij gedwongen worden uitgezet. Het staat derhalve vast dat klager zal worden uitgezet. Een tegemoetkoming is niet van toepassing.

3. De beoordeling
Namens klager is aangegeven dat klager het beroep mondeling wil toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op de beroepen te beslissen.

Gelet op de stukken begrijpt de beroepscommissie dat klager eerst ongewenst was verklaard. De ongewenstverklaring is op 16 april 2013 opgeheven en op dezelfde datum is klager een inreisverbod tevens een terugkeerverplichting opgelegd. Dit betekent dat
klager (na zijn detentie) geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en dat hij behoort tot de categorie strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Vaststaat dat klager na de detentie zal worden uitgezet. De beroepscommissie is van oordeel dat
voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en
gelet
op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder l van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat er door de Surinaamse ambassade thans geen noodpaspoort is afgegeven, dat hieraan niet af. Het beroep van klager zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot het beroep van de directeur overweegt de beroepscommissie als volgt. Op 10 februari 2014 heeft klager verzocht om verlof. Dit verzoek is afgewezen op de volgende grond: “Op grond van artikel 4, lid L, van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting wordt verlof geweigerd aan gedetineerden die ongewenst zijn verklaard of ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt en/of van wie vaststaat dat hij na de detentie zal worden uitgezet.” Nu vaststaat dat
klager na de detentie zal worden uitgezet, heeft de directeur de afwijzende beslissing juist geformuleerd. Het beroep van de directeur is dan ook gegrond.

De beroepscommissie beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ongegrond. Zij verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 15 januari 2015

secretaris voorzitter

Ter info WvSr:

Titel VIII. Misdrijven tegen het openbaar gezag
Artikel 197
Een vreemdeling die in Nederland verblijft, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van
artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Vreemdelingenwet:

Hoofdstuk 6. Vertrek, uitzetting en overdracht, inreisverbod en ongewenstverklaring
Afdeling 3. Inreisverbod
Artikel 66a
7.
In afwijking van het zesde lid en artikel 8 en met uitzondering van het rechtmatig verblijf van de vreemdeling die een eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 heeft ingediend zolang op die aanvraag nog
niet
is beslist, kan de vreemdeling jegens wie een inreisverbod geldt geen rechtmatig verblijf hebben, in geval de vreemdeling:
a. bij onherroepelijk geworden rechtelijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd dan wel hem ter zake de maatregel als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is
opgelegd;

b. een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid;
c. naar het oordeel van Onze Minister een ernstige bedreiging vormt als bedoeld in het vierde lid, dan wel
d. ingevolge een verdrag of in het belang van de internationale betrekkingen van Nederland ieder verblijf dient te worden ontzegd.

Naar boven