Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2998/GA, 14 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2998/GA

betreft: [klager] datum: 14 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W.G.M. Kral, en de juridisch medewerker bij de locatie Sittard, [...], in aanwezigheid van
een stagiaire bij voormelde inrichting, [...], gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan drie dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van een maand, omdat klager instructies van het personeel niet heeft opgevolgd;
b. terugplaatsing in het basisprogramma vanwege a.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager vindt het niet rechtvaardig dat zijn deur vervangen moest worden tijdens zijn creamoment. Hij heeft niets met
de technische mankementen aan de deur te maken. Er is van tevoren niets met hem overlegd. Zijn celdeur was er al uit gehaald toen tijdens het creamoment tegen hem werd gezegd dat hij kon kiezen; of terug naar de afdeling of plaatsing in de isoleercel.
Uiteindelijk heeft klager gezegd dat hij zou meegaan naar de afdeling. Desondanks is hij disciplinair gestraft. Klager voelt zich dubbel benadeeld. Bovendien is hij ook nog eens teruggeplaatst in het basisprogramma. Pas na negenenhalve week is klager
weer in het plusprogramma geplaatst.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het was beter geweest indien van tevoren tegen klager was gezegd dat zijn celdeur zou worden vervangen. De manier
waarop het is gegaan, verdient geen schoonheidsprijs. De planning was gemaakt. Het was van te voren alleen niet duidelijk wanneer welke deur precies zou worden vervangen. In verband met het eventueel kwijtraken van spullen, wilde de directeur dat
klager
aanwezig was bij het vervangen van de celdeur. Klager heeft zijn hakken in het zand gezet en geweigerd aan een opdracht van het personeel te voldoen. De terugplaatsing is alleen gebaseerd op het incident met de deur.

3. De beoordeling
a.
In het schriftelijke verslag van 6 juni 2014 is vermeld dat klager tijdens het creamoment van het personeel het verzoek kreeg om terug te gaan naar de afdeling, omdat de technische dienst de deur van zijn cel moest vervangen, zijn spullen onbeheerd
waren en het personeel niet de tijd had hier continu toezicht op te houden. Klager heeft dit geweigerd, omdat dit ten koste ging van zijn creamoment. Nadat aan klager nadrukkelijk een dienstopdracht was gegeven om alsnog aan het verzoek te voldoen,
bleef hij weigeren, ondanks dat het personeel hem op de consequenties van een weigering van een opdracht wees. Nadat twee personeelsleden van de C-vleugel naar het creamoment waren gekomen, is klager onder protest meegenomen naar de afdeling.

De beroepscommissie overweegt als volgt. Hoewel vaststaat dat klager in eerste instantie een opdracht van het personeel heeft geweigerd, is de beroepscommissie van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf, gelet op de omstandigheden waaronder
klager
deze opdracht weigerde, disproportioneel is. Klager werd immers tijdens het creamoment onverwacht geconfronteerd met de werkzaamheden aan zijn celdeur en bovendien is hij uiteindelijk mee terug gegaan naar de afdeling. Gelet op voornoemde
omstandigheden
is de beroepscommissie van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf disproportioneel is en dat had kunnen worden volstaan met een voorwaardelijke straf. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 22,50 worden toegekend.

B.
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed
gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de regeling leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie (Stcrt. 2014, nr. 4617).

Klager is bij beslissing van 6 juni 2014 teruggeplaatst in het basisprogramma. In de bestreden beslissing is vermeld dat klagers gedrag en motivatie zijn beoordeeld als “dit kan beter-gedrag (oranje)” of “ongewenst gedrag (rood)”, als gevolg waarvan
niet duidelijk is of klagers gedrag is beoordeeld als ‘rood’ of ‘oranje’ gedrag. Verder is daarin vermeld dat hiervoor wordt verwezen naar “de disciplinaire straf van zes dagen afzondering in eigen cel waarvan drie dagen voorwaardelijk met een
proeftijd
van een maand”. Nu niet blijkt van een afweging waarbij het recente gedrag van klager is gewogen in het licht van zijn gedrag gedurende diens gehele detentie en het incident met de celdeur op 6 juni 2014 onvoldoende is voor terugplaatsing van klager in
het basisprogramma, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het beroep ten aanzien van b. zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
vernietigd, het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. en b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 72,50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven