Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2363/GA, 22 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2363/GA

betreft: [klager] datum: 22 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 november 2014, gehouden in de p.i. Vught, is klager gehoord.
De directeur van de p.i. Middelburg heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen.
Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de afdeling rechtspraak van de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klager sinds de invoering van het nieuwe dagprogramma niet meer mag overwerken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werkte vóór januari 2014 al ruim 8 maanden vier dagen per week over. Bij de invoering van het DBT begin januari 2014 mocht klager niet meer overwerken. De inrichting heeft klager meegedeeld dat hij niet meer mag overwerken, omdat dit niet past
binnen het DBT. In andere werkzalen mocht er echter na januari 2014 wel worden overgewerkt. Klagers verzoek om te mogen overwerken is geweigerd. Pas nadat hij beklag had ingesteld mocht hij weer overwerken. Klager heeft gedurende tweeëneenhalve week
niet mogen overwerken.

De directeur heeft in beroep verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
De directeur heeft niet weersproken dat klager vóór januari 2014 mocht overwerken en dat klager is meegedeeld dat hij niet meer mag overwerken, omdat dit niet past binnen het DBT.
Naar het oordeel van de beroepscommissie kan dit argument, zonder nadere toelichting, de beslissing om klager gedurende tweeëneenhalve week niet te laten overwerken niet rechtvaardigen, nu volgens klager andere gedetineerden (na de invoering van het
DBT) wel mochten overwerken. Gelet hierop en nu de directeur geen andere argumenten voor de bestreden beslissing heeft aangedragen, acht de beroepscommissie die beslissing onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de
uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Klager heeft ter zitting verklaard dat hij vanaf 9 januari 2014 gedurende tweeëneenhalve week niet meer mocht overwerken.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij zal de hoogte van die tegemoetkoming naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op €
75,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. A.M. van Kalmthout en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 22 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven