Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3867/GV, 29 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:29-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3867/GV

betreft: [klager] datum: 29 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 11 november 2014 is van klagers
raadsvrouw een nadere reactie, alsmede van de Staatssecretaris het reclasseringsadvies van 7 augustus 2014 ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De Staatssecretaris verhindert klager vervolgstappen te zetten in zijn re-integratie. De Staatssecretaris slaat geen acht op de trainingen die klager al heeft gevolgd waardoor de kans op recidive wordt
teruggedrongen. Klager heeft de training ‘Kies voor verandering’ afgerond en volgt thans een training bij De Waag. Klager komt over zes maanden vrij en wil dan een delict vrije toekomst opbouwen. Klager is op 14 februari 2014 door de rechtbank Den Haag
veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren wegens medeplegen van poging tot doodslag. Het OM stelt in zijn advies ten onrechte dat klager is veroordeeld voor poging tot moord. De Staatssecretaris is hierover
verkeerd ingelicht. Niet ondenkbaar is, dat als de adviserende instanties wel juist waren ingelicht, zij een ander advies zouden hebben gegeven ten aanzien van het recidiverisico. De rechtbank heeft uitdrukkelijk geen voorwaardelijke straf opgelegd,
omdat kennelijk de rechtbank van oordeel was dat er geen recidiverisico aanwezig is op het moment dat klager zijn straf heeft uitgezeten. Klager is in het verleden nooit eerder veroordeeld voor een geweldsdelict. Het OM heeft niet meegewogen dat klager
een veel kleinere rol in het delict heeft gehad dan de medeverdachte. De rechtbank heeft dat wel gedaan. De medeverdachte heeft een vrijheidsstraf van acht jaar opgelegd gekregen en aansluitend tbs. De medeverdachte was de initiator en uitvoerder. Het
verlofadres is in Groningen en dus 235 km van de plaats waar het slachtoffer woont. Het risico op maatschappelijke onrust tijdens verlof is hiermee uiterst beperkt. Klager verwijst naar een uitspraak van de beklagcommissie, waarbij het beklag formeel
gegrond is verklaard wegens het ontbreken van een deugdelijke motivering. De beslissing van de Staatssecretaris is eveneens ondeugdelijk onderbouwd, omdat de rapportages dateren uit juli en augustus 2014 terwijl klager sindsdien concrete stappen heeft
ondernomen in het kader van zijn re-integratie. De Cova-training is inmiddels gestart.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het OM is tegen het vonnis in eerste aanleg in hoger beroep gegaan. Inmiddels heeft het Hof besloten dat de voorlopige hechtenis van klager dient te worden voortgezet. Klager
heeft samen met een ander het meest ernstige feit gepleegd dat de Nederlandse wet kent en hij pleegde dit voor financieel gewin. Het is volgens het OM geenszins denkbeeldig dat het Hof een hogere straf zal opleggen. Gelet op de ernst van het
geweldsdelict en de opgelegde straf vindt het OM het maatschappelijk gezien niet aanvaardbaar dat klager verlof krijgt. Het slachtoffer zal dit niet begrijpen. Gezien het gemak waarmee klager een zo ernstig geweldsdelict heeft gepleegd, acht het OM
klager een gevaar voor de maatschappij. Tevens acht zij de kans op recidive hoog en de kans op letselschade voor willekeurige personen aanwezig. Voor het OM is niet van belang waar klager zijn verlof doorbrengt. De training ‘Kies voor verandering’
wordt
standaard aangeboden in iedere p.i. en is geen interventie die onderdeel is van een re-integratieplan. De interventie ‘behandeling bij de Waag’ is sinds kort gestart. In het reclasseringsrapport staat dat diagnostiek ten aanzien van de
persoonlijkheidsproblematiek en IQ noodzakelijk lijken om een gedegen plan van aanpak voor het verminderen van de kans op recidive op te stellen. Klager neemt deel aan een traject. Het recidiverisico is nog steeds hoog te noemen. Bij niet
onherroepelijk
veroordeelden moet het advies van het OM zwaar gewogen worden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Zuyder Bos heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar wegens het medeplegen van poging tot doodslag. De fictieve einddatum van klagers detentie valt op of omstreeks 13 april 2015.

Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat klager in eerste aanleg is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor het medeplegen van poging tot doodslag. Klager heeft tezamen met een ander een hem onbekend persoon ernstig mishandeld,
waarbij het slachtoffer met een mes in het gezicht zou zijn gestoken/gesneden. Klager zou tot dit delict zijn gekomen, omdat hem vijfhonderd euro voor de mishandeling in het vooruitzicht is gesteld. Blijkens het vonnis in eerste aanleg heeft de
rechtbank het OM niet gevolgd in zijn standpunt dat (ook) ten aanzien van klager sprake is van voorbedachte raad (poging tot moord). Het OM heeft in eerste aanleg een gevangenisstraf van zes jaren gevorderd. Tegen de achtergrond van de aard van dit
delict, de strafeis van het OM, het feit dat het OM in appel is gegaan tegen het vonnis in eerste aanleg en de voorlopige hechtenis van klager door het Hof is verlengd, acht de beroepscommissie het niet onredelijk of onbillijk dat de Staatssecretaris
het negatieve advies van het OM zwaar heeft meegewogen in zijn beslissing. Klagers stellingen omtrent de inmiddels door hem gevolgde en nog te volgen interventies doen hier niet aan af Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 29 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven