Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2826/GM, 8 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2826/GM

betreft: [klager] datum: 8 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen tandheelkundig handelen door of namens de inrichtingstandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 augustus 2014 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 november 2014, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsman voormeld, gehoord.
De inrichtingstandarts verbonden aan de p.i. Middelburg heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Van de zijde van het secretariaat was als toehoorder aanwezig mw. Mr. M.L. Koster.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 4 maart 2014, betreft het verlenen van onvoldoende tandheelkundige zorg doordat de inrichtingstandarts weigert klagers gebitsklachten te verhelpen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingstandarts
Namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft al langer gebitsproblemen. Hij heeft geen kiezen in zijn onderkaak waardoor het lastig is om voedsel te kauwen. Daarnaast heeft hij last van bloedend en opgezet tandvlees, zowel aan onder- als bovenkaak. Klager heeft in Middelburg een
aantal keren de tandarts bezocht maar de klachten zijn niet verholpen. Volgens de tandarts wordt de behandeling die klager nodig heeft, niet vergoed door de inrichting. Klager is door de tandarts verwezen naar een kaakchirurg. Deze adviseerde
behandeling door een parodontoloog. Aan klager werd te kennen gegeven dat deze behandeling in beginsel niet vergoed zou worden. De tandheelkundig adviseur zou echter te kennen hebben gegeven dat hij in principe akkoord was met deze behandeling en de
vergoeding daarvan. Na de officiële goedkeuring zou klager daarvan op de hoogte worden gesteld. In juli 2014 is aan klager te kennen gegeven dat deze behandeling niet werd goedgekeurd. In plaats daarvan werd hem een gebitsreiniging aangeboden. Klager
heeft dat geweigerd omdat hij het gevoel had dat dit een zoethoudertje was.

Door de tandheelkundig adviseur wordt erkend dat er bij klager kennelijk sprake is van ernstige parodontale problematiek, maar dat het tandheelkundige pakket binnen het ministerie van Veiligheid en Justitie geen parodontale behandelingen kent en dat de
tandarts zich enkel kan richten op het rustig maken van het tandvlees met eenvoudige middelen. De tandarts heeft geadviseerd het tandheelkundige werk (bruggen en kronen) te laten vervangen door deugdelijke goed reinigbare constructies omdat met de
huidige constructies een optimale mondhygiëne niet mogelijk is. Het ministerie van Veiligheid en Justitie erkent daarmee de parodontale problemen van klager maar wil deze niet behandelen. De aangeboden gebitsreiniging is onvoldoende. De omstandigheid
dat het ministerie van Veiligheid en Justitie, aan wier zorg klager is toevertrouwd, gekozen heeft voor het niet in het pakket nemen van parodontale zorg, is geen omstandigheid die aan klager kan worden tegengeworpen. Klager merkt nog op dat het
ministerie van Veiligheid en Justitie in eerste instantie in beginsel akkoord was met de behandeling en vergoeding. Klager heeft zich 15 maanden geleden voor het eerst met zijn klachten bij de tandarts gemeld. De tandarts heeft mogelijk niet geweigerd
klager te behandelen maar hem is ook geen daadwerkelijke oplossing geboden voor zijn klachten. Gelet op de nog lange tijd die klager vermoedelijk in detentie zal moeten doorbrengen kan van klager niet worden verlangd dat hij zijn problemen pas na
detentie zelf zal aanpakken.
Ter zitting is daaraan nog toegevoegd dat er niets aan klagers klachten is gedaan om dat behandelingen niet vergoed zouden worden. Aanvankelijk was er een toezegging gedaan dat de behandeling wel vergoed zou worden, maar enkele weken later is men daar
op teruggekomen. Klager krijgt ook maagklachten als gevolg van het niet goed kunnen gebruiken van zijn gebit.
De gebitsreiniging die klager aanvankelijk kreeg was niet effectief. Nadat klager te horen kreeg dat de parodontale behandeling niet vergoed zou worden heeft hij aangegeven geen gebitsreiniging meer te willen.

De inrichtingstandarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager had bij binnenkomst kronen en bruggen van onvoldoende kwaliteit. Ook de zelfverzorging was onvoldoende. Klager weigert de hem aangeboden regelmatige reiniging. Er was in principe een akkoord met de tandheelkundig adviseur over de behandeling.
Dat
akkoord is later echter niet bevestigd.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat klager last heeft van bloedend tandvlees, veel pijn en het niet kunnen eten. Klager heeft elders vervaardigd zeer uitgebreid kroon- en brugwerk in zijn mond. De kwaliteit hiervan, zoals
blijkt uit de mondsituatie en de röntgenfoto’s, is erg slecht. Klager heeft een kaakchirurg geconsulteerd op verwijzing van de inrichtingstandarts, die vaststelde dat er sprake is van ernstige parodontale problematiek. De kaakchirurg heeft geadviseerd
om contact op te nemen met de behandelend tandarts voor een aanpak van deze problematiek. Aanvankelijk wordt te kennen gegeven dat de noodzakelijke behandeling vergoed zal worden, later wordt aangegeven dat tandheelkundige hulp in de inrichting enkel
ziet op eenvoudige doelmatige middelen zoals omschreven in het Vademecum DJI. Het tandheelkundig verstrekkingenpakket kent geen duur kroon- en brugwerk en geen uitgebreide parodontale (tandvlees) behandelingen. Er is derhalve hieromtrent onzorgvuldig
gehandeld ten aanzien van klager door hem tegenstrijdige informatie te verstrekken over de mogelijkheden van vergoeding van de noodzakelijk geachte behandeling, hetgeen erin heeft geresulteerd dat er geruime tijd geen concrete behandelingen zijn
geweest.
De slechte conditie van tandvlees en kaakbot maken daarbij dat het herstellen van de kronen niet meer tot verbetering van de mondsituatie zal kunnen leiden. Klager had duidelijkheid gegeven moeten worden over de ernst van de situatie en hem had al
eerder kenbaar gemaakt moeten worden dat het gezond maken en houden van het tandvlees in de huidige situatie, maar ook na het plaatsen van nieuwe kronen uitermate intensieve behandelingen vraagt. De beroepscommissie staat dan ook een verdergaande
behandeling voor ogen en adviseert klager hierover in gesprek te gaan met de inrichtingstandarts.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingstandarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard.
Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Middelburg toekomende tegemoetkoming op € 50,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, dr. H.J.P. Kroeze en dr.ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven