Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2982/GA, 8 december 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2982/GA

betreft: [klager] datum: 8 december 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 19 augustus 2014 van de directeur van het PPC Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, C.J. Poel, plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Amsterdam Over-Amstel en [...], chef de clinique
van het PPC Amsterdam Over-Amstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beslissing
De beslissing betreft het ondergaan van een geneeskundige a-behandeling zoals bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw (toepassing van dwangmedicatie).

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager moet tweemaal per week de medicatie Semap innemen, maar dat wil hij niet. Hij heeft dit buiten ook gehad en nam het vrijwillig in. Van Semap wordt klager suf en de medicatie werkt niet. Haldol is ook geen effectieve medicatie en geeft klager
eveneens een suf gevoel. Het klopt dat de medicatie ervoor zorgt dat klager niet wordt “gehackt”. De “hacker” maakt klager psychotisch. Klager is niet psychotisch, maar telepathisch.

Door en namens de directeur is daarop als volgt gereageerd.
Klager nam eenmaal per week de medicatie Semap in. De normale dosis is twee tot driemaal per week 20-30 gram. De dosis van eenmaal per week leidde niet tot het gewenste resultaat. Met klager is toen gesproken over verhoging van de dosis Semap, maar dat
wilde hij niet. Na toepassing van dwangmedicatie heeft klager wel de voorgeschreven medicatie ingenomen. Sinds ongeveer twee à drie weken terug neemt klager de medicatie Haldol in.

3. De beoordeling
Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, dient te overleggen een verklaring van de behandelend
psychiater alsmede een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring
betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat, alvorens de beslissing tot a-dwangbehandeling ten aanzien van klager is genomen de directeur advies heeft ingewonnen bij D. Heck, behandelend psychiater van klager en bij M.J. van Haaren, niet-behandelend
psychiater.

Beide psychiaters hebben, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Er is bij klager sprake van forse verwardheid. Klager heeft uitgebreide paranoïde- en betrekkingswanen. Hij heeft het idee dat mensen van buiten de gevangenis hem “hacken en zappen” door het raam van zijn cel. Vanuit de verwarde beeld is klager fors
geagiteerd en doe hij bedreigende uitspraken naar medepatiënten. De kans dat klager deze patiënten ook aanvalt op korte termijn wordt zeer hoog ingeschat. Klager is zo verward dat een gesprek over zijn behandelplan geen resultaten oplevert. Klager
heeft
een behandelbare stoornis. Klager krijgt tweemaal per week Semap aangeboden. Het is onduidelijk of hij medicatietrouw is, maar tot op heden is er geen effect van de aangeboden medicatie.
Klager spreekt zonder enige aansporing daartoe over het feit dat hij al jaren “gehackt en gepulst” wordt. Klager wordt op deze manier al jaren lastig gevallen. Om de straling te ontwijken, slaap klager onder zijn bed. Klager vindt zichzelf niet
psychotisch en vindt medicatiegebruik niet nodig. Klager is recent overgeplaatst omdat hij ervan overtuigd was dat een medepatiënt hem “hackte”, waarop klager deze medepatiënt heeft bedreigd. Het is onmogelijk om met klager te spreken over een
medicamenteus behandelplan.

Beide psychiaters geven aan dat bij klager sprake is van het in artikel 46a van de Pbw vermelde gevaar, te weten gevaar voor derden. De beroepscommissie acht het daarmee voldoende aannemelijk geworden dat klager lijdt aan een psychiatrische stoornis en
dat vanuit die stoornis, gevaar, als bedoeld in artikel 46a, tweede lid, van de Pbw, bestaat. Uit de verklaringen van de psychiaters volgt dat klager een behandelbare stoornis heeft. Uit de overgelegde stukken volgt naar het oordeel van de
beroepscommissie eveneens dat is getracht in samenspraak met klager en op andere wijze dan door middel van gedwongen medicatie te komen tot het beoogde doel. Klager weigert hieraan mee te werken. Daarmee is, gelet op de hiervoor omschreven stoornis,
voldoende aannemelijk geworden dat er in redelijkheid geen alternatieven (meer) voorhanden zijn en dat het toepassen van een a-dwangbehandeling noodzakelijk is. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat
klager
een psychiatrische stoornis heeft, dat klager vanuit die stoornis gevaar, als bedoeld in artikel 46a, tweede lid, van de Pbw, veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet
veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Tevens is het voor de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De
beslissing van de directeur om bij klager een dwangbehandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen kan derhalve niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. U.P. Burke en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 8 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven