Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2591/GA, 13 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2591/GA

betreft: [klager] datum: 13 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M.F. Aarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juli 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsvrouw mr. L.M.F Aarts en de directeur hebben, hoewel behoorlijk opgeroepen, geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 7 oktober 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel.
De
directeur heeft bij brief van 20 oktober 2014 zijn standpunt nader toegelicht. Een afschrift hiervan is aan klager en zijn raadsvrouw gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, omdat klager zich agressief en bedreigend heeft uitgelaten naar het personeel tijdens een ziekenhuistransport en heeft gedaan alsof hij weg wilde
lopen;
b. terugplaatsing in het basisprogramma vanwege a. en
c. het gebruik van geweld tegen klager door het personeel van de vervoersdienst.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagrechter is, gelet op klagers betwisting en gelet op het gegeven dat de verslagen van de
transportgeleiders
niet geheel overeen komen, ten onrechte uitgegaan van de situatie zoals in de verslagen van de transportgeleiders weergegeven. Onvoldoende aannemelijk geworden is dat klagers gedrag in strijd is met artikel 50 van de Pbw. Voorts is klager van mening
dat
de directeur tekort is geschoten in zijn onderzoeksplicht. Een aanvullend onderzoek, zoals het horen van de transportgeleiders, had klagers stelling met betrekking tot het jegens hem gebruikte geweld wellicht kunnen ondersteunen.

De directeur heeft het in beklag ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Volgens de directeur zijn de agressieve uitlatingen, op grond van het toetsingskader stimuleren en ontmoedigen, terecht als ongewenst
(rood)
gedrag beschouwd. Klager was zeer intimiderend tijdens het ziekenhuistransport. Hij wilde “de naam en alles” van het personeelslid weten omdat hij zich niet kon vinden in de werkwijze van het personeel. Vervolgens dreigde hij met een klacht om zijn eis
extra kracht bij te zetten. Hij heeft bedreigingen geuit. Het personeelslid voelde zich zelfs zodanig geïntimideerd, dat het dienstnummer is verstrekt. Dit is zeer uitzonderlijk. Het gedrag van klager is niet als milde agressie, dreiging en intimidatie
te beschouwen. Dit zou een miskenning zijn van de ernst van de situatie. Voorts vertoonde klager zijn gedrag in een algemeen voor publiek toegankelijke omgeving. Hij lijkt zich van zijn omgeving evenals van zijn begeleiders niets te hebben
aangetrokken.
Hij werkte in het geheel niet mee aan de instructies van het personeel en beschouwde gedrag dat mogelijk wees op een ontvluchtingspoging, als een grap. In de huisregels is nadrukkelijk opgenomen dat gedetineerden verplicht zijn om bevelen, oftewel
opdrachten en aanwijzingen, van het personeel te volgen. Het niet opvolgen van opdrachten waarna ingrijpen noodzakelijk wordt geacht, moet als zeer ongewenst gedrag worden gezien (rood) en kan niet als oranje worden beschouwd. Fysiek en verbaal geweld,
waaronder intimidatie en bedreiging, is eveneens op grond van de huisregels verboden.

3. De beoordeling
a.
In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde
tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deze dit aan de gedetineerde meedeelt. In het dossier bevinden zich enkel de verslagen van de transportgeleiders. Nu
niet gebleken is dat enig schriftelijk verslag aan klager is aangezegd, is de bestreden beslissing genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Het beroep ten aanzien van a. zal reeds hierom gegrond worden
verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager nu voldoende aannemelijk is geworden dat er
gelet op klagers gedrag aanleiding bestond voor oplegging van de onderhavige disciplinaire straf.

b.
Gelet op de verslagen van de transportgeleider waarin is vermeld dat klager gedurende het bezoek aan het ziekenhuis een “beweging maakte om weg te lopen” dan wel dat hij “een korte snelle beweging naar achteren maakte” en daarna zei dat het een geintje
was is de beroepscommissie van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat klager heeft gedaan alsof hij wilde vluchten. Voorts is, gelet op hetgeen is vermeld in de verslagen van de transportgeleiders, voldoende aannemelijk geworden dat klager zich
agressief heeft gedragen richting het personeel van de vervoersdienst. Het voorgaande rechtvaardigt naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing tot terugplaatsing naar het basisprogramma. Het beroep ten aanzien van b. zal ongegrond worden
verklaard.

c.
Hetgeen in beroep ten aanzien van c. is aangevoerd kan niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Niet is gebleken van het gebruik van geweld jegens klager. Het beroep ten aanzien van c. zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor het overige.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven