Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2179/GB, 28 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2179/GB

Betreft: [klager] datum: 28 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.G.L. Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 juni 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door mr. M. Mesoudi, kantoorgenoot van klagers raadsvrouw
mr. K.G.L. Bovens, op 19 september 2014 in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (hierna: de BPG-afdeling) van de p.i. Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 4 augustus 2013 gedetineerd. Op 6 augustus 2013 is hij, als preventief gehechte, geplaatst in het huis van bewaring (hierna: h.v.b.) van de locatie De Schie te Rotterdam. Klager is op 12 november 2013 overgeplaatst naar het
h.v.b. van de p.i. Dordrecht. Op 20 mei 2014 is klager overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught.

2.2. Bij uitspraken van 6 augustus 2014 en 12 augustus 2014, met nummers PD-2014-291 en PD-2014-372, heeft de beklagcommissie bij de p.i. Dordrecht klagers klachten betreffende de disciplinaire straffen van 24 april 2014 en 19 mei 2014 ongegrond
verklaard. Klager is niet tegen deze uitspraken in beroep gekomen waardoor deze uitspraken onherroepelijk zijn geworden.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is op verzoek van zijn advocaat overgeplaatst van de locatie De Schie naar de p.i. Dordrecht. Het betrof dus geen ‘strafoverplaatsing’. De selectiebeslissing van 8 november 2013
kan daarom niet worden aangemerkt als een (officiële) waarschuwing. In de selectiebeslissing van
8 november 2013 staat voorts ten onrechte dat sprake is geweest van ‘onacceptabel gedrag’. Dit is enkel gebaseerd op verklaringen van medegedetineerden, waarvan de juistheid niet is komen vast te staan. Aan de bestreden beslissing zijn voorts twee
disciplinaire straffen die klager in de p.i. Dordrecht zijn opgelegd ten grondslag gelegd. Met betrekking tot de eerste straf (van 24 april 2014) erkent klager dat hij in discussie is gegaan met een personeelslid. Van een dreigende houding of
bedreiging
was evenwel zeker geen sprake. Deze straf is ten onrechte opgelegd. Het beroep moet nog worden behandeld door de beroepscommissie. De tweede straf is opgelegd op 19 mei 2014. Klager heeft geprobeerd een ruzie tussen twee gedetineerden te sussen. Een
personeelslid heeft klager bij zijn arm gepakt, waarop klager heeft gezegd dat hij dat niet prettig vindt. Vlak daarna is hij in opdracht van een ander personeelslid naar zijn cel gegaan en ingesloten. Later stond opeens het IBT voor klagers cel. Het
IBT heeft klager gesommeerd op de knieën te gaan. Klager heeft gezegd mee te zullen werken, maar heeft uit principeoverwegingen geweigerd op zijn knieën te gaan. Daarop is het IBT klagers cel binnengestormd en heeft het veel geweld gebruikt. In reactie
daarop heeft klager zich verzet. In de afzonderingscel werd klager, zonder aankondiging, meteen gevloerd om te worden gefouilleerd (zie 12/4008/GA). Deze straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel is disproportioneel. Het beklag hiertegen is
in
behandeling bij de beklagcommissie bij de p.i. Dordrecht. De bestreden beslissing lijdt voorts aan een motiveringsgebrek. De selectiefunctionaris heeft niet onderbouwd waarom plaatsing op een BPG-afdeling noodzakelijk was en heeft niet gemotiveerd
waarom is afgeweken van het selectieadvies van de p.i. Dordrecht, waarin een horizontale overplaatsing werd geadviseerd (zie 12/1127/GB). Bovendien is van een belangenafweging niet gebleken. Nergens blijkt uit dat de selectiefunctionaris bij zijn
beslissing rekening heeft gehouden met klagers belang om in een inrichting die op aanvaardbare afstand van de woonplaats van zijn gezin ligt te worden geplaatst. Klager heeft sinds zijn overplaatsing zijn twee jonge kinderen, van wie de jongste
medische
problemen heeft, niet meer gezien.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op verzoek van zijn advocaat is klager overgeplaatst naar de p.i. Dordrecht. Dit verzoek is onder meer gedaan omdat frictie was ontstaan tussen klager en een aantal
personeelsleden. Ook de directeur van de locatie De Schie was tot de conclusie gekomen dat een langer verblijf van klager niet gewenst was. Klager was in de omgang met medegedetineerden erg claimend en opdringerig. Uit het selectieadvies blijkt dat
klager in de locatie De Schie meermalen disciplinair is gestraft, onder andere meerdere keren voor het vertonen van onacceptabel gedrag tegenover het personeel. Zo is hij op 20 september 2013 gestraft voor het beledigen en uitschelden van het
personeel,
op 25 oktober 2013 voor het niet opvolgen van door het personeel gegeven opdrachten en op 29 oktober 2013 voor het aannemen van een dreigende houding tegenover het personeel en het bedreigen van het personeel. Een overplaatsing was dus voor alle
partijen het beste. In de selectiebeslissing heeft de selectiefunctionaris klager erop gewezen dat hij zich in de p.i. Dordrecht beter dient te gedragen dan in de locatie De Schie en dat bij onacceptabel gedrag een overplaatsing naar mogelijk een
setting voor beheersproblematische gedetineerden zal volgen.
Klager heeft desondanks in de p.i. Dordrecht onacceptabel gedrag laten zien. Uit het selectieadvies blijkt dat klager op 24 april 2014 disciplinair is gestraft met zeven dagen opsluiting in eigen cel voor het uitschelden en meermalen bedreigen van het
personeel. Verder blijkt uit het selectieadvies dat klager op 19 mei 2014 disciplinair is gestraft met veertien dagen strafcel, omdat hij heeft geweigerd de herhaaldelijk gegeven opdracht naar zijn cel te gaan uit te voeren, hij zich dreigend heeft
opgesteld tegenover het personeel, hij meermalen (ernstig) bedreigende opmerkingen heeft gemaakt naar personeelsleden, hij meermalen fysiek geweld heeft gebruikt jegens het IBT, hij de personeelsleden van het IBT herhaaldelijk heeft uitgescholden en
bedreigd en hij bij de rapportafhandeling de directeur verbaal heeft bedreigd. Omdat klager zich, ondanks de waarschuwing, niet wil conformeren aan de leefregels in de inrichting, hij het personeel bleef bedreigen en hij fysiek geweld heeft gebruikt
jegens het personeel, is hij overgeplaatst naar de BPG-afdeling.

4. De beoordeling
4.1. Op het moment van overplaatsing naar de BPG-afdeling verbleef klager in preventieve hechtenis in afwachting van het vonnis in eerste aanleg. Daarmee behoorde hij tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn
bestemd.

4.2. Een preventief gehechte, die nog niet in eerste aanleg is veroordeeld, dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime
kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of
beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. De overplaatsing van klager naar de p.i. Dordrecht is weliswaar tot stand gekomen op verzoek van klagers advocaat en niet op verzoek van de inrichting, maar uit het selectieadvies van 7 november 2013 volgt dat de directeur van de locatie De
Schie dit verzoek heeft ondersteund, omdat overplaatsing van klager, volgens de directeur, “voor alle betrokken partijen een zeer wenselijke situatie oplevert.”. In de selectiebeslissing van 8 november 2013 heeft de selectiefunctionaris klager er
uitdrukkelijk op gewezen dat hij zich in de p.i. Dordrecht beter dient te gedragen dan in de locatie De Schie en dat bij onacceptabel gedrag mogelijk een plaatsing naar een BPG-afdeling zou volgen. De omstandigheid dat de overplaatsing tot stand is
gekomen op verzoek van klagers advocaat betekent niet dat aan deze ‘waarschuwing’ van de selectiefunctionaris voorbijgegaan moet worden.

4.4. In de p.i. Dordrecht zijn klager meerdere disciplinaire straffen opgelegd, waaronder twee straffen (op 24 april 2014 en 19 mei 2014) voor zijn gedrag jegens het personeel. Klager heeft tegen deze twee straffen beklag ingesteld. De
beklagcommissie bij de p.i. Dordrecht heeft deze klachten ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze uitspraken geen beroep ingesteld, waardoor deze uitspraken onherroepelijk zijn geworden.

4.5. Nu klager zowel in de locatie De Schie als in de p.i. Dordrecht meermalen is gestraft voor het beledigen en bedreigen van het personeel en klager in de p.i. Dordrecht, ondanks de eerdere waarschuwing van de selectiefunctionaris, fysiek geweld
heeft gebruik jegens personeel, is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager met zijn gedrag een ernstig beheersriscio vormde voor anderen en ten gevolge daarvan niet langer in staat
was
in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap te verblijven. De beslissing om klager over te plaatsen naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt. Bij dit oordeel heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat plaatsing op de BPG-afdeling van de locatie De Schie, welke inrichting dichterbij de woonplaats van klagers familie ligt, gelet op het onder 4.3. overwogene in
redelijkheid geen optie was. Voorts wordt opgemerkt dat de selectiefunctionaris met zijn beslissing niet is afgeweken van het selectieadvies van de directeur van de p.i. Dordrecht, nu in het selectieadvies onder het kopje ‘Conclusie en advies’ staat
dat
“een plaatsing in de BPG op zijn plaats [lijkt]”. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 28 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven