Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2316/GA, 15 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2316/GA

betreft: [klager] datum: 15 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Torentijd te Middelburg

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is gehoord klager.
Als toehoorder was aanwezig mevrouw mr. C.M. van der Bas, lid van de Raad.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Torentijd, [...], heeft bij brief van 12 september 2014 laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klager met ingang van januari 2014 niet meer mag overwerken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager werkte vóór januari 2014 reeds twaalf maanden elke dag over. De inrichting heeft klager meegedeeld dat hij niet meer mag overwerken, omdat dit
niet
past binnen het DBT. Dit argument van de inrichting kan de bestreden beslissing niet dragen. Ten eerste is er al voldoende rapportage over klager. Ten tweede mogen andere gedetineerden wel overwerken. Vóór januari 2014 werkte klager samen met twee
medegedetineerden over. Eén van die medegedetineerden mocht in en na januari 2014 gewoon blijven overwerken. De andere medegedetineerde mocht in het begin niet overwerken, maar werkt inmiddels alweer maanden over. Sinds juli/augustus 2014 werken
bovendien nog twee andere medegedetineerden elke dag over. Klager begrijpt niet waarom hij niet mag overwerken en andere gedetineerden wel. Hij heeft reeds drie keer een verzoek om te mogen overwerken ingediend bij de werkmeester, maar deze verzoeken
zijn afgewezen. Dit, terwijl hij zijn werk altijd goed doet en al sinds de invoering van het DBT ‘groen’ scoort.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager vóór januari 2014 mocht overwerken en dat hij met ingang van januari 2014 niet meer mag overwerken. Uit het klaagschrift leidt de beroepscommissie af dat klager (het afdelingshoofd) heeft verzocht voor overwerk in aanmerking te
komen.

De directeur heeft in het verweerschrift van 19 februari 2014 naar voren gebracht dat klager niet meer mag overwerken, omdat hele dagen werken niet past binnen het DBT, dat in januari 2014 in de inrichting is ingevoerd. Naar het oordeel van de
beroepscommissie kan dit argument, zonder nadere toelichting, de beslissing klager niet meer te laten overwerken niet rechtvaardigen, nu aannemelijk is dat andere gedetineerden (na de invoering van het DBT) wel mochten en mogen overwerken. Gelet hierop
en nu de directeur geen andere argumenten voor de bestreden beslissing heeft aangedragen, acht de beroepscommissie die beslissing onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij zal de hoogte van die
tegemoetkoming naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 125,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 125,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. P.A.M. Mevis en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 15 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven