Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0754/GA, 23 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/754/GA

betreft: [klager] datum: 23 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 9 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Lelystad te Lelystad,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 april 2002 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij de locatie Lelystad.
Klager en de unit-directeur zijn buiten elkaars aanwezigheid gehoord, daar de heer Boon wegens onvoorziene omstandigheden op een later tijdstip ter zitting arriveerde.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet in de inrichting mogen invoeren van een eigen computer ten behoeve van het volgen van onderwijs.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verbleef voorheen in een open inrichting. Op een gegeven moment is hij toen niet terug gekomen van een aan hem verleend verlof. Dat was de reden dat hij in Lelystad werd geplaatst. Klager heeft met het niet terugkeren vanverlof zijn kansen verspeeld. Hij mag nu niet meer zoals voorheen deelnemen aan alle faciliteiten.
Klager wordt niet belemmerd in zijn ontwikkeling, omdat in de inrichting het (computer)onderwijs wordt opgeschroefd.
Het feit dat hij in de vorige inrichting een computer op zijn cel had, maakt niet dat hij nu ook weer een computer op zijn cel mag hebben.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik volgde in Norgerhaven een grafische studie en mocht daartoe mijn eigen computer op mijn cel hebben. Nu kan ik geen gebruik maken van mijn computer, omdat ik die niet op mijn cel mag hebben. In Lelystad heeft niemand een computerop zijn cel. Tijdens de uren die ik buiten mijn cel verblijf, kan ik ook geen gebruik maken van de computers van de inrichting, omdat ik op die computers niet het programma kan draaien dat ik nodig heb voor mijn studie. Als ik dattoch doe, loopt de computer vast en moet er een programmeur bij komen.
Er werd mij gezegd dat ik mocht invoeren wat ik wilde als ik hiervoor een formulier zou invullen. Dit is ook aan andere gedetineerden gezegd. Ten gevolge hiervan hebben andere gedetineerden ook een computer gekocht.
Ineens moest er binnen de inrichting overleg gevoerd worden over welke apparatuur wel en welke apparatuur niet ingevoerd mocht worden.
Op elke afdeling staan 6 computers, maar die zijn niet geschikt voor mijn studie, want daar zijn ze te licht voor en ze hebben bovendien geen cd-romdrive.
Mijn overplaatsing van Norgerhaven naar Lelystad had niets te maken met mijn studie.
Ik zat in Norgerhaven in een maatschappelijk integratie-traject (m.i.-traject) en ik had daar een computer op mijn cel. In Norgerhaven zijn ook gedetineerden die voor andere doeleinden dan studiedoeleinden een computer op celhebben.
Momenteel zit ik niet meer in een m.i-traject, omdat een dergelijk traject niet in Lelystad is.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 45, eerste lid, Pbw kan in de huisregels van de inrichting worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit noodzakelijkis in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.
In het tweede lid van artikel 45 Pbw wordt bepaald dat de directeur de gedetineerde toestemming kan geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet verboden is ingevolge het eerste lid, in zijn verblijfsruimte te plaatsendan wel bij zich te hebben, voorzover dit zich verdraagt met het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en/of het belang van de directeur terzake zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen.
In de ministeriële regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen d.d. 24 juli 1998, nr. 705050/98/DJI, hoofdstuk 4.5.1 wordt een en ander nader uitgewerkt. In de praktijk kunnen zich drie situaties voordoen:
a) het voorwerp staat op de lijst van verboden voorwerpen;
b) het voorwerp staat op de lijst van toegestane voorwerpen, of
c) het voorwerp staat op geen van beide hiervoor genoemde lijsten.

Ten aanzien van computers geldt dat deze niet voorkomen op de, in de huisregels van de locatie Lelystad opgenomen, lijst van in de inrichting verboden voorwerpen, noch op de lijst van toegestane voorwerpen. Een computer is derhalveeen voorwerp als genoemd onder c.

Nu het gaat om een voorwerp als bedoeld onder c. dient een individuele afweging te worden gemaakt.
In het onderhavige geval is de motivering van de afwijzing onvoldoende. De enkele omstandigheid dat klager door het niet terugkeren van verlof zijn kansen heeft verspeeld, kan de weigering niet dragen. Deze motivering schiet in hetbijzonder te kort omdat:
a) klager in de inrichting waar hij voorafgaande aan zijn detentie in Lelystad verbleef een computer mocht aanschaffen en daarover ook mocht beschikken;
b) voldoende aannemelijk is geworden dat klager de computer voor studiedoeleinden heeft nodig heeft, en
c) voldoende aannemelijk is geworden dat de inrichtingscomputers niet geschikt zijn voor de studie van klager.

Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur, gelet op de gebrekkige motivering ervan, niet in stand kan blijven. Zij is met de beklagcommissie van oordeel datklagers beklag gegrond is, zij het (deels) op andere gronden. De directeur zal een nieuwe beslissing moeten nemen.
Het beroep van de directeur zal dan ook ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met wijziging van gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond, bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van gronden en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 23 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven