Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2660/GA, 20 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2660/GA

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M.F. Aarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 juli 2014 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur tot wijziging van de voorwaarde verbonden aan het ISD-verlof, namelijk begeleiding van klager tijdens het verlof door de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) in plaats van door een personeelslid van
de
inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Aan klager is verlof verleend in verband met een rechtbankbezoek. Hij zou worden begeleid door een personeelslid. Dit
is ook schriftelijk toegezegd. Op 11 juni 2014 werd tegen klager gezegd dat dit, in verband met personeelsgebrek, niet kon. Klagers trajectbegeleider mocht het verlof niet begeleiden, omdat hij daartoe niet bevoegd zou zijn. Dit is echter niet juist,
aangezien klagers trajectbegeleider klager op 27 maart 2014 ook al had begeleid bij een verlof. Niet duidelijk is waarom dit op 11 juni 2014 niet kon. Als gevolg van de begeleiding door DV&O is klager urenlang geïsoleerd geweest op de cellengang bij de
rechtbank, hetgeen niet het geval zou zijn geweest indien hij was begeleid door het personeel. Voorts heeft klager ten onrechte geen schriftelijke mededeling ontvangen van de beslissing van de directeur tot wijziging van de aan het verlof verbonden
voorwaarde. Ook is hij ten onrechte niet gehoord. Klager verzoekt om een tegemoetkoming. Ook wenst klager zijn beroep mondeling nader toe te lichten.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht zijn beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu dit verzoek niet is onderbouwd. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Op grond van artikel 20c, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan de directeur aan een betrokkene ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van de intramurale fase van de maatregel plaatsvindt verlof toekennen.
De directeur bepaalt de frequentie en de duur van het verlof. Op grond van het vierde lid van dat artikel kan de directeur besluiten dat de betrokkene tijdens het verlof wordt begeleid.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat zij begrijpt dat klager, gezien het oorspronkelijk door de directeur gestelde, niet
verwacht had bij zijn verlof door DV&O te worden begeleid. Klager is hierdoor echter niet in een recht geschonden nu artikel 20c van de Regeling niet voorschrijft door wie de gedetineerde dient te worden begeleid. Evenmin is voorgeschreven dat de
directeur, alvorens hij een dergelijke beslissing neemt of deze gemotiveerd wijzigt, de gedetineerde dient te horen dan wel een schriftelijke mededeling aan de gedetineerde dient uit te reiken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven