Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3180/GV, 20 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3180/GV

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 augustus 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De enkele omstandigheid dat klager het delict waarvoor hij thans is gedetineerd, heeft gepleegd gedurende een proeftijd van een eerdere veroordeling, is onvoldoende om
het verzoek om verlof af te wijzen. Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie met nummer 13/4174/GV. Ook overigens is er volgens klager geen reden hem geen vrijheden toe te kennen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klagers verzoek is afgewezen, omdat klager de delicten waarvoor hij thans in eerste aanleg is veroordeeld en gedetineerd, heeft gepleegd in de
proeftijd van eerdere veroordelingen. Voorts heeft klager zich gedurende de schorsing van zijn huidige detentie opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Daartoe wordt verwezen naar klagers uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister. Op
basis hiervan bestaat er geen vertrouwen dat klager kan omgaan met de aan hem geboden vrijheden. Inmiddels is klager op 11 september 2014 geselecteerd voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.). Het p.p. zal op 15 september 2014 aanvangen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft een positief advies gegeven voor een verlof van dertig uur (in verband met een positieve urinecontrole op 17 juli 2014) maar adviseert daarbij wel een locatieverbod voor Amsterdam en een
locatiegebod op het verblijfadres op te leggen.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd in verband met gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Daarbij wordt gewezen op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan
en
het feit dat het delict is gepleegd gedurende de proeftijd van twee eerdere voorwaardelijke veroordelingen, welke beide ten uitvoer zijn gelegd. Er is dan ook sprake van een hoog recidiverisico.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens afpersing en diefstal met geweld of bedreiging. De fictieve einddatum van zijn detentie is gesteld op 23 december 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.

Uit de stukken komt naar voren dat klager in de proeftijd van twee eerdere veroordelingen is gerecidiveerd. Het recidiverisico is ingeschat als hoog/gemiddeld. Volgens de Staatssecretaris zou klager zich tijdens een schorsing van de huidige detentie
opnieuw schuldig hebben gemaakt aan een strafbaar feit. Dit wordt echter niet feitelijk onderbouwd en volgt niet uit het advies vrijheden van de directeur van de locatie Zuyder Bos. Bovendien heeft de directeur van de locatie Zuyder Bos geadviseerd aan
klager algemeen verlof voor de duur van dertig uur te verlenen, maar daarbij een locatieverbod en een locatiegebod op te leggen. In de bestreden beslissing wordt niet ingegaan op deze mogelijkheid. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van
oordeel dat de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Nu klager inmiddels deelneemt aan een p.p., kan hem niet alsnog algemeen verlof worden verleend en zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming
toekennen van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 20 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven