Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2492/TA, 28 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2492/TA

betreft: [klager] datum: 28 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.M. van Wersch, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de beslissing van 15 juli 2014 van het hoofd van de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de onderliggende stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F. Yildiz, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...],
locatiemanager zorg, [...], behandelend psychiater, en [...], juriste.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beklag betreft de beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Aan de bestreden beslissing kleven formele gebreken. Niet kan worden vastgesteld dat de a-dwangbehandeling is opgenomen in het behandelplan en of hierover overeenstemming is bereikt. Wat betreft
de verklaring van de niet bij de behandeling betrokken psychiater van De Waag ligt het onafhankelijkheidsvereiste problematisch, omdat zowel de Van der Hoeven Kliniek als De Waag onderdeel zijn van de Forensische Zorgspecialisten. Niet gebleken is dat
het voornemen tot toepassing van a-dwangbehandeling is gemeld aan de commissie van toezicht. Materieel bestaat niet alleen onduidelijkheid over de aard van de stoornis, als die er al is, maar belangrijker is in het verleden bij herhaling geconstateerd
dat het herhalingsgevaar matig tot zeer beperkt is. Zonder gevaar lijkt een noodzakelijk vereiste voor de dwangbehandeling weg te vallen. Er bestaat geen noodzaak tot het terugdringen van het recidivegevaar. Dit risico is reeds voldoende ingeperkt.
Veeleer lijkt de dwangbehandeling ingegeven door de wens tot het verminderen van de achterdocht van klager ten aanzien van behandelvoorstellen en daarmee een mogelijke succesvollere resocialisatie. De inrichting maakt oneigenlijk gebruik van de
mogelijkheid van dwangbehandeling. De inrichting gaat er ten onrechte vanuit dat klager is veroordeeld voor stalking. In 2001 is onderzoek gedaan naar klagers stoornis, doch men heeft niets kunnen vinden. Klager is toen geresocialiseerd en mocht voor
een lange periode naar huis. In maart 2004 werd klager naar binnen gehaald na een incident. Klager verloor zijn baan. De inrichting verzon een belastingschuld. Klager zou schizofreen zijn. In 2008 constateerden externe deskundigen dat klager ten
onrechte naar binnen was gehaald en een waanstoornis had rondom het lastig vallen van een vrouw. In de zesjaarsrapportage uit 2009 werd geconcludeerd dat klager geen stoornis had in de zin van een vervorming van de realiteit, waanstoornis, psychose of
schizofrenie. Klager zou een persoonlijkheidsstoornis hebben. De inrichting gaat op een creatieve manier met de waarheid om. Men denkt dat klager een waanstoornis heeft en wil daarom medicatie uitproberen. Er zou sprake zijn van recidiverisico terwijl
de afgelopen 19 jaar nimmer sprake is geweest van geweld ook niet toen klager gedurende drie jaar thuis mocht wonen. De inrichting stelt dat er in 2013 aangifte zou zijn gedaan wegens het jarenlang stalken van een vrouw door klager. Het blijkt te gaan
om verzoeken aan de vrouw van klagers familie, een recherchebureau en de advocaat over het opnemen van een verklaring. In 2012 ontvangt de vrouw mailberichten van een onbekende persoon die een heel andere persoonlijke interesse in haar blijkt te
hebben.
Zonder enige aanwijzing wordt beweerd dat klager de afzender zou zijn. De medicatie die klager moet gebruiken is voor mensen die psychotisch zijn. Deze medicatie heeft veel bijwerkingen.
Uit de stukken is niet af te leiden waarom er sprake zou zijn van gevaar en waarom dwangbehandeling noodzakelijk zou zijn. Het hoofd van de inrichting heeft geen toelichting gegeven waarom voorbij wordt gegaan aan de zienswijzen van klager.
Van klager wordt verwacht dat hij erkent schuldig te zijn aan stalking. Klager heeft in 2005 langdurig buiten de inrichting verbleven. Het is de inrichting gelukt zijn resocialisatie te saboteren door een vermeende belastingschuld. Klager heeft een
eigen huis in Bilthoven. De huur hiervan wordt nog steeds betaald.

Het hoofd van de inrichting heeft hierop als volgt gereageerd. De dwangbehandeling bestaat uit het toedienen van antipsychotische medicatie, omdat aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar, dat de stoornis van de geestvermogens klager doet
veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De dwangbehandeling is opgenomen in het door de psychiater vastgestelde behandelplan. De behandelend psychiater heeft een verklaring opgesteld, evenals de niet bij de behandeling
betrokken psychiater. De commissie van toezicht heeft een verklaring verstrekt en de advocaat van klager heeft bezwaren tegen de dwangbehandeling naar voren gebracht. Klager is gehoord en de ingebrachte bezwaren zijn besproken met de
geneesheer-directeur. Gedurende het verblijf van klager in verschillende tbs-inrichtingen is door verschillende gedragsdeskundigen aangegeven dat een medicamenteuze behandeling met antipsychotica klager zeer waarschijnlijk ontvankelijker zal maken voor
behandeling, waardoor het delictgevaar kan verminderen. Indien het delictgevaar vermindert, is resocialisatie aan de orde. Voor de gediagnosticeerde stoornis van klager is medicamenteuze behandeling met antipsychotica ‘state of the art’ en opgenomen in
de richtlijnen.
De Van der Hoeven Kliniek en De Waag zijn volstrekt gescheiden organisaties. Er is dus wel sprake van een tweede onafhankelijke psychiater. Klager verblijft inmiddels 16 jaar in de tbs. De wijze waarop de behandeling thans verloopt, biedt geen
vooruitzicht op een voorwaardelijke beëindiging van de tbs. Er is geen sprake van een acuut gevaar, maar wel van een gevaar als klager onbegeleid verlof heeft. Klager verzet zich tegen de behandeling en wil naar huis. De waanstoornis van klager is van
invloed op zijn houding. Er hebben zich herhaaldelijk incidenten voorgedaan, zoals softdrugsgebruik, het opdoen van schulden tijdens transmuraal verlof, provocerend gedrag naar de medewerkers en het niet accepteren van de gestelde grenzen. Klager wordt
verbaal agressief en is intimiderend wanneer met hem wordt gesproken over medicatie. Tegen klager loopt een aangifte in verband met stalking. Klagers tbs-maatregel is recent met één jaar verlengd. De rechtbank wil monitoren welk effect het toedienen
van
medicatie heeft. Klagers functioneren buiten zijn stoornis is overigens goed. Klager doet een studie en sport veel.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 16c in verbinding met artikel 16b, onder a, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenoemde a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat zonder die behandeling het gevaar, dat de stoornis van de
geestvermogens de verpleegde doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. De a-dwangbehandeling is er vooral op gericht te voorkomen dat een verpleegde langdurig in een inrichting moet verblijven. Er behoeft geen sprake te
zijn van een acuut dreigend gevaar zoals bij de overige vormen van dwangbehandeling.

Op grond van artikel 16c, tweede lid, Bvt dient ten behoeve van de beslissing tot het toepassen van een a-dwangbehandeling te worden overgelegd:
- een verklaring van de behandelend psychiater, alsmede
- een verklaring van een psychiater die de verpleegde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was.
Uit deze verklaringen dient te blijken dat:
- de persoon op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en
- dat een geval zich voordoet als bedoeld in artikel 16b, onder a, Bvt.
De verklaringen moeten met redenen zijn omkleed en ondertekend.

De beroepscommissie acht aannemelijk dat de verklaring van de tweede psychiater die werkzaam is bij De Waag in onderhavig geval is genomen door een psychiater die niet (eerder) bij de behandeling van klager is betrokken en niet tot dezelfde
behandelorganisatie als de Van der Hoeven Kliniek behoort. Derhalve moet worden aangenomen dat de betreffende verklaring is genomen door een onafhankelijke psychiater.

De toepassing van a-dwangbehandeling dient te voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beroepscommissie begrijpt de pogingen van de inrichting om via toediening van dwangmedicatie de behandelduur van klager, die
inmiddels al meer dan 16 jaar beslaat, te verkorten. Voor dit doel heeft de wetgever ook de mogelijkheid van a-dwangbehandeling geïntroduceerd.
Echter, in onderhavige casus is de beroepscommissie gebleken dat het gevaar dat de geestesstoornis doet veroorzaken zich pas op langere termijn kan voordoen, terwijl klager eerder en voor een periode van enkele jaren verlof heeft genoten en buiten de
inrichting heeft gewoond. Het hoofd van de inrichting heeft onvoldoende toegelicht waarom in het licht van het vorenstaande thans het ingrijpende middel van a-dwangbehandeling is aangewezen. De toepassing van a-dwangbehandeling voldoet daarmee niet aan
de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De inrichting heeft gewacht tot het daadwerkelijk toedienen van dwangmedicatie tot na de beslissing op
dit beroep. De beroepscommissie acht dan ook geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit:
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 28 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven